Toen wist ik ook meteen zijn naam die hij angstvallig voor mij verzwegen had. Maar op de deur van zijn ouders stond de naam 'Bergen' en die heb ik goed onthouden, want ik vertrouw de het zaakje helemaal niet. Nu bleek dat al spoedig. Toen wij daarna in een achterafstraatje stopten voor een dicht getimmerde winkel en hij naar binnen ging en ik moest wachten. Ik heb daar mijn generatorketel leeg laten lopen om met verse kolen de terugtocht te aanvaar den. De oude kolen werden zorgvuldig door de buren in dank aanvaard. Toen de heren beneden kwamen, wist ik nog niet wat er nu eigenlijk moest gebeuren. Maar toen Berger met een lang gezicht in de auto stapte, zei hij: "Nu zie maar weer dat je in Alkmaar komt, want de C.C.D. heeft het fruit in beslag genomen." En toen wist ik pas dat ik heel naar Utrecht had gemoeten om appels en peren op te halen. Die stalen zij met een heel stel uit de inundatie-gebieden. Maar de opsporingsdienst was ze ditmaal te vfug afgeweest. Daarna begon de tocht terug met die rotlichten op de auto. Het was natuurlijk al laat gewor den en tot overmaat van ramp nog smoordicht van de mist. Toen ik buiten de bebouwde kom kwam, kon ik geen weg meer zien. Er stonden achter de cabine nog Duitse soldaten die wij hadden opgepikt op het Catrijnenplein en die naar Egmond moesten. Die lui sloegen om 't hardst op de kap als ik weer schuin over de weg laveerde, want die hadden beter zicht dan wij beneden in de cabine. Eindelijk bereikten wij Amsterdam, nog even bij die landwacht-kazerne langs en toen naar Zaandam om die wijven weer op te halen. Dat had ook nog al wat in, want wij konden de straat niet meer zo gauw vinden. Toen we eindelijk voor het gezochte pand stonden, waren de vrouwen al bij die familie in bed gegaan. Dus wakker maken en samen weer verder. Intussen begon mijn auto zo slecht te lopen dat toen wij nog geen kilometer op pad waren de motor afsloeg en niet meer aan de gang was te krijgen. De vrouwen moesten teruglopen en de moffen die naar Egmond moesten, gingen op zoek naar een onderkomen. Waar ze beland zijn weet ik niet, maar er waren overal Duitsers, dus dat hebben ze wel gered. Berger leende een fiets bij die vrouwen en ging op pad naar huis, daar zou hij de volgende dag ons kantoor waar schuwen en zeggen dat zij mij moesten ophalen. Ik overnachtte in de auto. Zo is het gebeurd, dat ik twee dagen en een nacht voor die heren op stap ben geweest. Uiteindelijk nog voor niets. Er stonden achter de cabine nog Duitse soldaten. 71

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 1995 | | pagina 7