In mijn 'Jeugdherinneringen' vond ik het volgende: Tijdens het burgemeesterschap van Lovink was er in het dorp ingebroken. (In het winkeltje van Klaas Boekei?) De dader, een Amsterdamse jongen, was betrapt en opgesloten in bovengenoemde primitieve cel. De volgende morgen bleek de knaap verdwenen te zijn.'s Nachts had hij met behulp van een stuk ijzerbeslag van een zijner schoenen kans gezien om het deurslot te forceren. En dit nog wel ondanks het feit dat er op de aangrenzende secretarie op last van burgemeester Lovink door drie personen wacht werd gehouden en de bewakers om beurten poolshoogte kwamen nemen. Een blamage natuurlijk voor het plaatselijk politie-apparaat Burgemeester Lovink, een oud-inspecteur van politie nog wel, was woedend. Dat was zijn eer te na. De gemeenteveldwachter Dekker en mijn vader moesten er op uit om de ontsnapte weer op te pikken. Mijn vader dacht dat die wel naar Amsterdam op weg zou zijn. Dat was goed bekeken. Hij trof hem aan op de weg langs het Noordhollandskanaalzo ongeveer bij Burgerbrug. Hij nam hem mee op de stang van zijn fiets. (Als jachtopziener was mijn vader onbezoldigd-rijksveldwachter en bezat hij opsporingsbevoegdheid. Hoe deze zaak zich verder heeft toegedragen, weet ik niet meer. Wel herinner ik mij het volgende: Een dorpsbewoner, Adriaan Vader, die juist op de secretarie was toen de verdachte weer arriveerde, had zich vooral over dat ontsnappen nogal opgewonden. Hij nam de gelegenheid te baat om in het bijzijn van burgemeester Lovink en mij, toen ambtenaar ter secretarie, op een grove manier de ontsnapte de huid vol te schelden. Ik protesteerde daartegen. Je kon die jongen toch niet kwalijk nemen dat hij gepoogd had er van door te gaan Het boven aan de bladzij neergeschreven dorpsverhaal klopt dus niet. a Mijn vader was in 1917 nog geen politieman. b Mijn vader en de arrestant hebben op het rijwiel niet van plaats verwisseld. Een en ander is een duidelijk voorbeeld hoe een verhaal in de loop der jaren met te veel franje omkleed kan worden. In de nacht tussen Donderdag en Vrijdag is, waarschijnlijk door het onweer, de zogenaamde Karnemelkplaatsstaande nabij Callantsoog en bewoond door de Heer Smit in de asch gelegd. De bewoners hebben, ongekleed en blootvoets, door het raam de vlammen weten te ontkomen. Hierdoor is genoegzaam bewezen, dat men niets van de inboedel heeft kunnen redden. Naar wij vernemen was alles tegen brandschade verzekerd. Vz bzXAz^zndz bozAdzAZj <a> tcutzA wzza opgzbouivd zn Ataat ook nu nog (1991) aan dz t'oonvozg. Op dz gzvzZ i>taa£: 'Oianjz VsUjAtacut' Hzt vzAkaaZ ovza dz Engzlandvaafvt vanuUX CalZantóoog' bpzzJLt ooon zzn dzzl op dzzz bozAdzsUj. llz dz Clock' jaargang 1989, no.2. 49 ZONDAG 23 AUGUSTUS 1885 (Dirk van Scheijen uit Groote Keeten las voor onze redac tie in een oude Zijper Courant bovenstaand bericht.)

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 1991 | | pagina 9