Markante meesters gedurende een
eeuw in Bergen 1684 - 1784
n het artikel Het onderwijs in Bergen in de 18de eeuw in
de Bergense Kroniek van april 2010 schreven wij dat er
gedurende een eeuw slechts drie schoolmeesters werkten
aan de hoofdschool in Bergen, gelegen in de Kerkbuurt (nu:
hoek Raadhuisstraat - Ruïnelaan). Achtereenvolgens waren
dat Arent Bruijning (van 1684 tot 1711), zijn zoon Gerrit
Bruijning (van 1711 tot 1759) en Simon Wildeboer (van
1759 tot 1784). Niet alleen door de lange duur, maar ook
door de aard van hun werkzaamheden, zullen zij bekende
Bergenaren geweest zijn. Hun taak als schoolmeester was
het onderwijzen van godsdienst, lezen en schrijven, maar
ook het toezien op het gedrag van de leerlingen buiten
schooltijd. Daarnaast was de schoolmeester ook koster en
voorzanger. In dit artikel vertellen wij over hun andere
werkzaamheden. Wat deden zij nog meer en wat weten wij
van hen?
Schoolmeesters waren actief betrokken bij algemene dorps
aangelegenheden, zoals 'de dag van het deelbrood'. Niet
alleen begeleidden zij de kinderen, maar getuige de aante
keningen in diverse registers moesten zij ook leveranciers
betalen.
Schoolmeesters werden geacht het schoolgebouw, 'het
regthuis' (raadhuis) en het kerkgebouw te onderhouden.
Wanneer er een nieuwe dominee beroepen moest worden,
waren er vergaderingen van de kerkmeesters en moesten
de schoolmeesters komen opdraven. Bovendien was de
schoolmeester gehouden bij ziekte of afwezigheid van de
predikant, één van de naburige predikanten te verzoeken
om de dienst waar te nemen. Ook inde hij het stoelengeld
ten bate van de kerk. Uit diverse aantekeningen blijkt ook
dat zowel Gerrit Bruijning als Simon Wildeboer werkte als
'collecteur tot Bergen' over de impost (verbruiksbelasting)
op het gemaal (granen en bonen), bestiaal (slachtvee), turf
en wijn. Van de drie functionarissen weten we verder dat ze
in staat waren land te kopen, terwijl Jan Koevanger, meester
van de school op 't Woud van 1735-1771, niet verder kwam
dan een perceeltje grond te huren voor 4 gulden per jaar.
We zullen de markante meesters in chronologische volg
orde beschrijven.
Arent Bruijning (1684 - 1712)
Arent Bruijning was de zoon van Gerrit Bruijning en
Grietje Arents. Zijn vader was schoolmeester te Egmond
aan den Hoef (van 1658 tot 1672) en later te Purmerend
(van 1672 tot 1693). Arent trouwde met Maartje Pieters. Zij
kregen twee zonen, Gerrit en Jacob, en een dochter, Grietje.
Gerrit en Jacob werden beiden schoolmeester.
Naast de gewone, dagelijkse taken waren er voor de school
meesters nog andere werkzaamheden weggelegd. Zo lezen
we in de rekening van de kerkmeesters van de Ruïnekerk:
Ontfangen van mr. Arentschoolmeester alhier, 't regt van
de stoelen in de kerck tot 39 in getal, comt te zaemen de
zomme van 25.7.0.'
We lezen ook:betaelt aan mr. Arent Bruijningh, school
meester, wegens verteerde costen ten sijnen huijse gedaen bij
de predikanten die over beroep hebben gestaen bij quitantie
12.16.-.'
Arent was ook op andere terreinen actief, zo kocht hij
bijvoorbeeld op 6 januari 1694 een 'acker zaetlant, gelegen
bij de meelmolen, groot omtrent 50 roeden'Hij kocht op
22 mei samen met een ander plusminus '50 roeden zaetland
gelegen op Saenegeest bij den hoop)'. Later verkocht hij op
10 maart 1700 aan Theunis Claesz. 'een croffie zaetlandt,
gelegen besuijden het bos van de heer van Maesdam, groot
omtrent 100 roeden'
We lezen in de rekening van de verponding over de heer
lijkheid Bergen: 'Betaalt aan Arent Bruining voor 't schrij
ven opt nieuwe omslag boek f 2.10.0.' (1710). Veel weten
we niet over deze schoolmeester. Zijn zoon Gerrit en diens
opvolger Simon Wildeboer hebben echter meer sporen
nagelaten.
Gerrit Bruijning (1711 - 1759)
Gerrit volgde op achttienjarige leeftijd in 1711 zijn vader
Arent op en bleef vervolgens 48 jaar aan de school verbon
den. In 1759 gaf hij het stokje door aan Simon Wildeboer.
Hij overleed op 23 augustus 1765. Zijn broer Jacob werd
schoolmeester en koster/voorzanger te Egmond aan den
Hoef. Gerrit huwde in 1713 Maartje van Leeuwen uit
Maassluis. Zij trouwden vrij jong. Al in 1713 lieten ze een
testament op de langstlevende opmaken. Ook zij kregen
kinderen. In de archieven komen we de volgende namen te
gen: Gerrit, Pieter en Baartje. Meester Gerrit zou zijn doch
ter Baartje overleven. Baartje stierf in 1759. De ouders van
Maartje waren niet onbemiddeld. Uit de erfenis verkregen
Maartje en Gerrit enkele flinke waardepapieren. Wie weet
heeft zo'n erfenis Gerrit ertoe aangezet zelf ook te gaan
MIEKE BOTMAN, BERNARD NUYENS EN THEO VEER