Radarsystemen in de Stützpunktgruppe
Het woord 'radar', radio detection and rangingis eigenlijk
een Amerikaanse term en werd pas na de Tweede Wereld
oorlog algemeen gebruikt. Technisch gezien waren zowel
aan Engelse als aan Duitse kant voor de oorlog gelijksoor
tige systemen ontwikkeld, waarbij uitgezonden radiogolven
op een vliegend of varend object weerkaatsten. De Duitsers
gebruikten daar de term Funkmessgerdt voor.
Al vroeg in 1940 werd vanuit Duitsland een Funkmessgerdt
van het type Freya naar Bergen aan Zee overgebracht. Met
dit apparaat met een vierkant radarscherm van 5x6 meter
kon de Flugmeldedienst het luchtruim in een straal van 40
km in de gaten houden en tijdig waarschuwen indien er
onbekende toestellen het gebied binnenvlogen. Het apparaat
stond op een duintop direct ten westen van het Parnas-
siapark te Bergen aan Zee. Alhoewel de rapportages zeer
schaars zijn over dit apparaat, lijkt het onder de Tarnname,
oftewel codenaam, Klippfisch werkzaam te zijn geweest.
In 1942 werd deze Freya vervangen door het Wassermann
Gerateen 30 meter hoge mast met een soortgelijke werking,
maar wel met een reikwijdte van 300 km. Hierdoor was men
al in een vroeg stadium op de hoogte wanneer de geallieerde
bommenwerpers zich boven de basis verzamelden voor een
aanval op Duitse doelen. De mast werd iets noordelijker van
de Freya gebouwd. De Tarnname van dit systeem was Max.
De Kriegsmarine gebruikte soortgelijke systemen. In Cam
perduin werd zuidelijk van de kustbatterij in de voorste
duinenrij een Freya opgesteld om het zeegebied in de gaten
te houden. Ook dit systeem werd later in de oorlog verbe
terd door een zogenaamde Würzburg Riese aan de stelling
toe te voegen. Dit was een paraboolradar met een doorsnede
van 7.5 meter met een reikwijdte van 60 kilometer en had als
belangrijke verbetering ten opzichte van de Freya-radar, dat
deze behalve richting en afstand ook hoogte kon doorgeven.
Voor zeedoelen niet zo belangrijk, maar door deze nauw
keurigere werking konden de kustbatterijen van Bergen,
Camperduin, maar ook Petten geleid worden in het beschie
ten van zeedoelen.
De beide apparaten kregen de Tarnnamen Harri 1 en Harri 2.
Bij de Kriegsmarine was het gebruikelijk dat de Tarnnamen
van de apparaten afgeleid waren van de dichtstbijzijnde
plaats. Kennelijk bood de naam Camperduin geen goede
mogelijkheid, het naburige Hargen echter wel.
De apparatuur aan de kust was dus bedoeld om vroege
melding van lucht- en zeedoelen te doen, de masten meer
landinwaarts hadden een functie voor de navigatie in de
lucht.
Ten noorden van Groet, net buiten de Steunpuntgroep, lag
in het polderlandschap een radiobaken van het type Elektra
Sonne. Het baken was een hulpmiddel voor navigators van
Kriegsmarine en Luftwaffe. Met behulp van het radiosig
naal konden zij hun plaats bepalen op zee en in de lucht.
Het bestond uit drie stalen masten met elk een hoogte van
100 meter. De meest zuidelijke mast stond dicht bij de He
renweg in Groet. De middelste mast stond bij de Moster-
dweg. Hier was een groep bunkers voor het onderbrengen
van personeel, voor energievoorziening en beveiliging.
Hiervan resteren nog enkele bouwwerken. Een kilometer
naar het noorden stond de derde mast, op het terrein van de
gemeente Zijpe.
Ten zuidwesten van het dorp Schoorl stond op het hoogste
duin, aan het eind van de Klimweg, een draaibare radiona-
vigatiemast van het type Bernhard. In de volksmond had
deze de bijnaam 'Draaimolen'. Dit apparaat was gebouwd
in 1943. Het was een metalen raamwerk van ca. 30 bij 30
meter. Het draaide per minuut twee keer rond op rails die
waren gemonteerd op een betonnen cirkel met een doorsne
de van 22 meter. Hieromheen lag een complex van 44 lichte
en zware bunkers. Deze zijn vrijwel allemaal opgeruimd.
De laatste grote opruimactie was in 1988. Toen is onder
meer de betonnen cirkel verwijderd.
ATLANTIKWALL IN BERGEN 1942 - 1945
De Wassermann bij Bergen aan Zee, gefotografeerd vanuit een laagviegende Mosquito op 21 augustus 1944
(foto: Imperial War Museum, Londen).