fiiiB— imrniiiftirw'
**m§M
Het wapen op het Raadhuis (foto: Frits David Zeiler).
Dit kroniekje stelt ons voor nieuwe raadsels. Zoals gebruike
lijk wordt de herkomst ervan niet vermeld. Gerrit Krijnssen
(Quirijnszoon) is een onbekende grootheid, wiens betiteling als
'heer' een hoge afkomst doet vermoeden, maar van wie niet dui
delijk is of hij een klerk is in de oude betekenis (clericus) of de
nieuwe (administrateur). De archaïsche schrijfwijze 'Schooreloo'
voor het dorp Schoorl was trouwens al vóór het jaar 1000 in
onbruik geraakt. Taal en spelling zien er verder laat 15de-, vroeg
16de-eeuws uit, maar de inhoud, een 'Blijde Incomste' van de
landsheer op een zeer vroeg tijdstip in de geschiedenis van het
gewest Holland, lijkt wel erg onwaarschijnlijk. Ook de gegevens
over de familie van de graaf wijzen erop, dat in deze tekst in geen
geval een ooggetuige aan het woord is. Ada, de vrouw van van
Floris III, was niet de dochter maar de zuster van de koning van
Schotland, terwijl de man van Margaretha niet Engelbrecht maar
Dirk van Kleef heette. Willem en Aleid traden pas in 1197 in het
huwelijk en Floris jr. werd pas in 1198 domproost. Dochter
Elisabeth is jong gestorven en zal er dus ook niet bij kunnen
zijn geweest. Dochter Beatrijs wordt in de genealogieën in het
geheel niet vermeld. Hetzelfde geldt voor Floris, de 'Prins' van
Kennemerland, op zich al een merkwaardig predikaat voor
een landschap dat nooit verder is gekomen dan een heer of een
baljuw aan het hoofd. Ten slotte noemde de graaf zelf zich in
die tijd uitsluitend 'van Holland' (Zeeland kwam als dubbel-
graafschap pas later in beeld), en bevat het stuk ook nog eens
een foutieve datering. Sint-Lambertus valt namelijk op
17 september; de 10de augustus is Sint-Laurentiusdag.
Een Haarlems voorbeeld?
Vorm en inhoud van dit kroniekje brengen ons wel op een
spoor. Ze herinneren namelijk aan een andere wapenhistorie:
die van de stad Haarlem. Haar inwoners, die het stadsrecht
overigens pas in 1245 zouden verwerven, zouden evenals de
Bergenaren al tegen het einde van de 12de eeuw een eigen wa
penschild hebben gevoerd. Dit bestond uit een dorre boom van
zilver op een veld van sabel - wit op zwart dus. Zo'n 'doven
tree' is geen onbekend symbool van vroeg stedelijk bewust
zijn; Deventer ontleent er mogelijk zelfs zijn naam aan. In het
huidige, nogal gecompliceerde wapen van Haarlem vinden
we het nog bij wijze van achtergrond terug. Belangrijker zijn
echter de elementen waarmee het zou zijn 'vermeerderd',
zoals het zwaard, het kruis en de vier sterren. Volgens de
overlevering zouden de Haarlemmers deze hebben verdiend
wegens hun dappere gedrag bij het beleg van Damiate tijdens
de Derde Kruistocht. Onder commando van de latere graaf
Willem I zeilden zij de kettingen door waarmee de haven van
die stad was afgesloten, zodat de onneembaar geachte vesting
kon worden veroverd. Het leek op de tocht naar Chatham,
maar dan door kruisvaarders in Egypte ondernomen, 450 jaar
vóór Michiel de Ruyter. De gebeurtenis werd in de 15de eeuw
verheerlijkt in een lofdicht door Dirk Mathijszoon, die verhaalt
hoe de beloning gestalte kreeg: een zwaard in het blazoen,
geschonken door de keizer, een kruis aan de Haarlemmers door
de paus in eigen persoon en vier sterren door de vier patriar
chen (Alexandrië, Antiochië, Constantinopel en Jeruzalem).