Het pand aan de Jan Jacoblaan nr. 3 van Lambertus Reiniersce tijdens de Eerste Wereldoorlog. V.l.n.r. Albert Bogtman, Bertus Reiniersce, Karei Körber (een uit het interne ringskamp Bergen tewerkgestelde Duitse soldaat), Jan Reiniersce en Gerrit Spruit (collectie Jan Scholten). Rijniersce bouwde een nieuw pand op de Jan Jacoblaan, daar waar nu het restaurant De Ware Jacob is gevestigd. Onder dit pand bevindt zich nog steeds een grote kelder om het bier koel te kunnen opslaan. Ook was (Lam)Bertus Rijniersce eigenaar geworden van de smederij op de hoek van de Ruïnelaan-Mo- lenstraat (thans Geerts' Audi-museum). De handel in bier bestond uit fustbier van verschillende inhoudsmaten, kleinere vaten waren om door te leveren aan de horecabedrijven en van de grotere fusten (300-500 liter!) werd de inhoud in Bergen overgetapt/gebotteld in kleinere beugelflesjes, voor de kleinere afnemers en particulieren. Deze fusten bier werden in de beginjaren aangevoerd door de firma Kleverlaan per motorschuit via het Noord-Hollands Kanaal naar Bergens haventje aan de Schapenlaan. De klantenkring was beperkt, de grootste klant was het heren logement De Rustende Jager waar alle dorpsevenementen plaatsvonden. Andere afnemers waren Het Vrouwtje van Duin (Duinvermaak), het café van Piet van Ys-Oldenburg (Palermo), café Hilbrand (naast hotel Marijke), café De Poort van Kleve (schuin tegenover Zuilenhof) en Het Berger Veerhuis (in Tuin dorp). In Schoorl was de grootste klant het herenlogement De Roode Leeuw (familie Timmerman). Na de aanleg van de stoomtramverbinding naar Bergen aan Zee waren de belangrijkste klanten daar het chique hotel Nassau-Bergen en het hotel Prins Maurits, en ook de kleinere pensions van de families Passer en Bison. Hoe raakte Jan Scholten sr. in de drankvoorziening verzeild? 'Jan kwam na de vier jaren van de Eerste Wereldoorlog weer terug in z'n geboortedorp Bergen, maar had geen zin in de bol- lenkwekerij van zijn vader. Hij kwam aan het werk bij Bertus Rijniersce en bracht met paard-en-wagen vaten bier rond in Bergen en Schoorl. Bij het afleveren van de vaten leerde hij een meisje kennen, Johanna Beukers. Zij stond achter de tapkast van De Roode Leeuw. Johanna was de dochter van de eigenaar van pension De Hoop in Aagtdorp, later De Paddestoel geheten (nu afgebroken). Haar opa was met de familie Van Reenen meege komen om de boerderij De Poelenburg in Aagtdorp te beheren.' Hoe en waarmee begon Scholten in Bergen? 'Jan en Johanna konden het zo goed samen vinden, dat zij in 1922 trouwden. Vanwege de oorlog was er weinig gebouwd en heerste er woningnood. Maar baas Rijniersce bezat ook win kelpand Molenstraat nr. 1 (nu pand klokkenmaker Stomps). Daarin dreven Gerrit Groet en zijn zuster een kruideniersne- rinkje waarmee zij wilden stoppen. Het pand kwam vrij en baas Rijniersce bood het pand op aantrekkelijke voorwaarden aan het jonge echtpaar aan. Dat moest ook wel, want Jan was nogal berooid uit al die oorlogsjaren gekomen. Johanna zag wel wat in de winkel en begon (onder de naam 'Sumatra') een detailhandeltje in sigaren en tabak. Dat 'tabakswerk' bestond uit pruim-, snuif- en pijptabak. Sigaret ten werden weinig verkocht, want met sigaretten 'stond je stil', iets wat een baas niet graag zag.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2010 | | pagina 26