Gelegenheidsvoetbalteam van Bergense slagers uit 1941. Van links naar rechts. Voorste rij: Jan Groenewoud, Henk Maasen, Kees de Waard, Dick de Koning. Middelste rij: Cees Ruijter, Rein Maasen, Jaap Hopman. Achterste rij: Jan Zwart, Cor Hoogvorst, Nico v.d. Kamer, Nico Grooteman. Behalve Jan Zwart zijn het allen Bergenarerr slagers of slagerszonen (foto: Cees Ruijter). Vaste woonstede Veel later gingen mensen zich meer en meer voor langere tijd ergens vestigen. Ze hadden geleerd zelf gewassen te verbouwen en een veestapel te onderhouden. Alle producten hiervan werden gebruikt voor hun eigen levensonderhoud. Onze kennis van de manier waarop in het oude Egypte van ver vóór onze jaartelling geslacht werd, danken wij aan de in de graven gevonden wandtekeningen, en aan gereedschappen die de overledene in het graf waren meegegeven. Toen de steden in de hoogtijden van het Romeinse Rijk in de tweede eeuw na Chr. tot grote bloei kwamen, werd het voor een inwoner van de stad steeds moeilijker om zelf slachtvee te houden. Er moest vee en vlees worden ingevoerd. Dit was het begin van de ontwikkeling van het zelfstandige slagersbedrijf. Slagersgilde Door weer een grote sprong in de tijd te maken belanden we in de twaalfde eeuw na Chr. De bevolking van het platteland trok steeds meer naar de steden, want daar was werk te vinden en daar was ook wat te beleven! De steden en de handelscentra werden daardoor groter en belangrijker. De ruilhandel van goederen maakte plaats voor de geldhandel en in die tijd ontstonden de eerste vleeshallen. De gilden werden opgericht, om het slachten en de vleesvoorziening te regelen en de vakkennis op een hoog peil te houden, maar ook om de eigen gesloten beroepsgroep in stand te houden. Het slagersgilde was voor de ambitieuze leerling belangrijk om zich te bekwamen in het ambacht. Het vak werd hem geleerd door een meesterslager. Na het slagen voor gezel kon hij zich ergens gaan vestigen. Tijdens de Bataafse Revolutie van 1795 werden de gilden ontbonden. De eenheidsstaat met gelijke rechten voor iedereen verdroeg zich niet met de afgeschermde beroepsgroepen van de gilden. Daarna ontstonden de openbare slachthuizen. De reden van deze aanpak was, dat de overheid daardoor bij de bron meer grip kreeg op het slachtproces en de daarbij noodzakelijk geachte hygiëne. Het was een belangrijke stap om te komen tot wetgeving voor het keuren van vlees, die in de grote steden onder het beleid van de gemeentebesturen viel. Grote veranderingen De eerste elektrische apparaten, zoals de gehaktmolen en de vleessnijmachine van Van Berkel, kwamen in de slagerij. Omdat het met de hygiëne van de slachtplaatsen in het begin van de 20ste eeuw nog steeds met zo goed gesteld was, ging de overheid regels in wetten vastleggen, o.a. met de Vleeskeuringswet 1919. Over wat er in de 20ste eeuw rond het ambachtelijke beroep van slager gebeurde, en dan toegespitst op Bergen in Noord-Holland, wordt in het verhaal van onze vroegere plaatsgenoot Cees Ruijter wel duidelijk. De vleeswarenafdeling van de supermarkt en de slagerswinkel anno 2010 is met de slagerswinkel van vóór 1950 totaal niet vergelijkbaar. Vroeger waren het de rook-, bloed- en leverworsten en de nog niet

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2010 | | pagina 12