HET ONDERWIJS IN BERGEN IN DE 18E EEUW
meester is geweest aan de school in Bergen. Met betrekking tot
de schoolmeesters uit de 18e eeuw hebben we te maken met de
schoolmeesters op 't Woud en die van de hoofdschool in de
Kerkbuurt. We zien een groot verschil in het verloop van de
schoolmeesters aan de school op 't Woud in vergelijking met
diegenen die aan de hoofdschool stonden. We traceerden op
't Woud tussen 1717 en 1801 maar liefst zeventien schoolmees
ters. Vanaf meester Jan Koevanger hebben we de juiste volgorde
van de betrekkingen gevonden.
1717 Mies Pietersz.
1735 Jan Koevanger
1771 Abraham Quantes
1772 Dirk Tel
1774 Hubertus van Duin
1776 Klaas van Lienen
1779 Herrikje Wit
1783 Pieter Spruitenberg
Cornelis Boendermaker
Pieter Jongkind
1791 Willem Metz
1794 Hendrik Sondermans
1794 Sas
1796 Baske
1797 Jacob van Keern
1800 Muntjewerf
Van Mies Pietersz. weten we alleen dat hij in 1717 aan de school
op 't Woud stond, maar niet van wanneer tot wanneer. Vanaf
1771 tot 1800 hebben dertien schoolmeesters op 't Woud een
betrekking gehad. Hoe is dit grote verschil in verloop in vergelij
king met de hoofdschool te verklaren? Het jaartraktement voor
de schoolmeester op 't Woud was f 48:68:32 (48 guldens, 68 stui
vers en 32 penningen) en dat bleef zo tot tegen het eind van de
eeuw. Hier kon een meester echt niet van rondkomen. We lezen
uit 'Rekening van de verponding over de Heerlijkheid Bergen
nr.130':Betaalt aen Mies Pietersz. Schoolmeester op 't Woud hem
is toegevoegt tot sijn slegte Geldinge van de landerijen volgens
kwitantie 40,-. In de resoluties van schout, burgemeesters en
schepenen lezen we dat op verzoek van Jan Koevanger hem op
16 maart 1737 wederom eenmalig' f 50,- is toegekend boven zijn
gewone salaris.
Het was dus geen wonder dat de schoolmeesters op
't Woud zo snel mogelijk solliciteerden naar een plaats die meer
betaalde. Telkens weer moesten er vacatures vervuld worden, en
daarbij bleek de plaatselijke overheid niet altijd een gelukkige
keuze te maken. Zo werd Herrikje Wit (1779-1783) ontslagen
omdat hij meer dan gewoonlijk afwezig bleek te zijn. Hendrik
Sondermans (1794) werd uitgesloten van de viering van het
Heilig Avondmaal wegens het niet nakomen van godsdienstige
verplichtingen.
Na het vertrek van schoolmeester Baske werd er geadver
teerd in de Haarlemsche Courant voor sollicitanten op 't Woud
met als traktement f 100,- per jaar plus vrij wonen. Jacob van
Keern, ondermeester te Heemskerk, werd benoemd. Merkwaar
digerwijs kreeg hij nog het 'oude' jaartraktement van f 48:68:32.
Na vijf maanden werd hij al bestraffend toegesproken en be
loofde hij beterschap. In 1798 had hij naar elders gesolliciteerd en
kreeg hij een attestatie van goed gedrag toegezegd. Maar in 1799
bespraken de schoolarchen weer klachten over Jacob van Keern,
zowel over zijn gedrag als schoolmeester (slaan) als over zijn
zedelijk gedrag. Hij beloofde wederom beterschap, maar verviel
dan toch weer in oude fouten, tot men besloot hem te ontslaan.
Met de hoofdschool was het anders gesteld. In de gehele
18e eeuw heeft de school slechts vijf schoolmeesters gehad.
1684 Arent Bruijning
1711 Gerrit Bruijning
1759 Simon Wildeboer Wzn
1784 Klaes van Lienen
1797 Theunis Stant
De schoolmeesters van de hoofdschool kregen jaarlijks
ruim tweeëneenhalf keer meer uitbetaald dan hun collega's op
't Woud: f 132,- plus nog de verdiensten als koster/voorzanger.
Bovendien waren de eerste drie meesters niet onbemiddeld. Er
was dan ook geen enkele reden om naar elders te vertrekken.
Ook in Bergen kondigde zich de invloed aan van een
nieuwe tijd: de Bataafse Republiek, scheiding van kerk en staat.
In 1795 werd op voorstel van pastoor Van Stavelen het de
schoolmeester verboden godsdienstige boeken als de catechismus
op school te gebruiken. Dit voorstel was tekenend voor de af
nemende invloed van de 'Gereformeerde Kerk' in de Franse tijd
onder invloed van de Verlichting. Vandaar dat in een advertentie
voor een schoolmeester op 't Woud in 1796 de vermelding stond:
'de religie is niet van belang'In 1796 werd besloten de dominee
en de pastoor aan te stellen als schoolarchen.
In een volgend artikel vertellen wij meer over de drie school
meesters die van 1684 tot 1784, een eeuw lang het onderwijs op
de hoofdschool in Bergen hebben vormgegeven: schoolmeester
Arend Bruijning, zijn zoon Gerrit Bruijning en Simon Wilde
boer.
Bronnen:
- Boekholt, P.T.F.M. en E.P.de Booy, Geschiedenis van de school in
Nederland: vanaf de middeleeuwen tot aan de huidige tijd. Assen:
Van Gorkum,1987.
- Booy, E.P de, 58 miljoen Nederlanders en de lagere school.
Amsterdam: Amsterdamboek, 1977.
- Duinen, G. van, Geschiedenis van het onderwijs in Heemstede,
deel I en II, Heemstede, Vereniging Oud-Heemstede-Bennebroek,
1954.
- Sint Maartensdijk, L.W.van, Schoolmeester in Noord-Holland.
Bibliotheek NGV,
- Oud-rechterlijk archief inv.nr. 2166 folio 48, verzameling Tamis
Pronk.
- Eisma-Donker, M., 'Bergenaren in hun strijd om het bestaan'.
In: Bergense Kroniek, themanummer 4 (Bergen in de Bataafs-
Franse tijd 1795-1813), april 1998, blz. 9.
- Zeiler, F.D., Hoog en vrij: schetsen uit de geschiedenis van de
heerlijkheid Bergen tot 1798. Schoorl: Pirola, 1986.
- Eigen volk, tweemaandelijks tijdschrift voor de volkskunde van
Groot-Nederland, jrg.10, Haarlem, mei 1938.
- Oud archief Bergen 1464-1813, inv.nr. 7,33,39-48,130,314-317
- Geschiedenismagazine nr. 4, juni 2006.
- Valcoogh, Dirck Adriaensz., Reghel der Duytsche schoolmeesters
(1591).