AAN Franciscus Jozephus BOTTEMANNE die alhier te Bergen in Kennemerland den 9 September 1829 in den ouderdom van 37 jaren is overleden en op den 12 Sept. 1829 op deze plaats begraven zij deze steen door zijne broeders ter zijner nagedachtenis gewijd Op 17 oktoberl784 trouwde vader Kasper in Rotterdam met zijn Geertruidt. Voor beiden was dit het eerste huwelijk. Al een maand later waren zij getuigen bij een doop in de bekende r.-k. kerk Het Steiger in Rotterdam, de Dominicanerkerk waar ook hun eigen kinderen gedoopt zouden worden. Vier bleven er in leven: Johannes Josephus (geb. 1786), Jacobus Josephus (1788), Franciscus Jozephus (1792) en Martinus (1798). In 1798 verhuisde Franciscus met zijn ouders en broertjes naar Alkmaar, naar de Oudegracht (huidig nummer 221), waar zijn vader de steenhouwerij met het bijbehorende woonhuis van Willem Bekker had overgenomen. Daar zijn nog een paar kinderen geboren, van wie alleen Antonius Josephus (1802) in leven bleef. Twee broers traden in de voetsporen van hun vader en werden ook steen- en beeldhouwer, namelijk de oudste broer Johannes (deze werd de vader van de bekende Caspar Josephus Martinus Bottemanne, vanaf 1883 bisschop van Haarlem) en de jongere broer Martinus. Broer Jacobus was eerst als horlogemaker en later ook als muziekinstrumentenmaker werkzaam. Franciscus werd timmerman en vestigde zich op de Oudegracht. Daar zou hij in 1825 de timmermanszaak overnemen van H. van Tellingen, niet ver van het ouderlijk huis en het familiebedrijf (Oudegracht huidig nummer 227) waar zijn broers werkten. Hij deelde het leven met Catharina Maria Droog uit Velsen, met wie hij op 16 oktober 1817 te Alkmaar was getrouwd. Hij was toen 25 jaar oud, zijn bruid 22 jaar. Op 10 juli 1823 werd er een tweeling geboren, een meisje (dat maar een paar dagen leefde) en een jongetje (dat naar zijn opa Casparus Jozephus werd genoemd). Op 28 augustus 1826 werd er weer een jongetje geboren. Dit kind kreeg de naam van zijn vaders oudste broer, Johannes Jozephus. Kort daarna, eind 1826 of begin 1827, zijn Franciscus en Maria naar Bergen verhuisd, waar zij op Westdorp gingen wonen. De baby overleed daar op 20 mei 1827, negen maanden oud. Ruim een jaar later, op 21 oktober 1828, werd er opnieuw een jongetje geboren, dat eveneens de naam Johannes Josephus kreeg. Intussen was vader Kasper al in 1812 overleden, moeder Geertruidt in april 1817. Zij werden begraven in de Grote Kerk in graf 28 in de zuiderzijbeuk. Daarop kwam een nieuwe steen te liggen, afkomstig uit het eigen familiebedrijf aan de Oudegracht. De zonen zorgden daarvoor, zoals de tekst op die zerk ons laat weten: 'Een vijftal zoonen dekt met dezen steen het graf van 't oudrenpaar, wiens deugd hun 't lofflijkst voorbeeld gaf'. Deze zerk in de Grote Kerk heeft een aantal kenmerken, die we ook tegenkomen bij de grafsteen voor Franciscus uit 1829 in Bergen. Zo hebben beide een lange graftekst, die de gehele zerk vult, en waarin behalve de namen van de overledenen, ook te lezen is wie ervoor zorgden dat de zerk er kwam. Bovendien is bij beide sprake van zorgvuldig gehakte letters van verschillend model. Begraven: binnen of buiten? Toen de ouders Bottemanne overleden, was het in ons land nog gebruikelijk, dat zij die er het geld voor hadden, hun doden binnen lieten begraven, en wel in een kerkgebouw. Dat was toen al eeuwenlang zo. Begraven buiten, op het bijbehorende kerkhof, was ook mogelijk, maar stond niet erg in aanzien. Wel was het goedkoop, en dat betekende dat vooral de armen buiten begraven werden. In Bergen was het de Ruïnekerk die zo tot algemene begraafplaats diende voor het gehele rijkere deel van de dorpsgemeenschap. Het Koninklijk Besluit van 24 mei 1825 maakte definitief een einde aan het begraven in de kerkgebouwen. Daarbij kregen de gemeentes de taak toebedeeld om nieuwe algemene begraafplaatsen aan te leggen en te onderhouden, buiten de bebouwde kom. Dat moest voor 1 januari 1829 gebeurd zijn. In de praktijk duurde dat allemaal wat langer. Met name in de dorpen ging er veel tijd overheen, voordat er een nieuwe algemene begraafplaats werd aangelegd. In Bergen bijvoorbeeld gebeurde dat pas in 1864. Tot die tijd bleef het bestaande dorpskerkhof in de bebouwde kom gewoon in gebruik. Het was hier dat Franciscus Bottemanne in 1829 ter aarde werd besteld. De vorm van de grafzerk en graftekst Het is van begin af aan gebruikelijk geweest dat graven in de kerkgebouwen werden voorzien van een stenen grafdekking. Deze kan bestaan uit één enkele grote zerk, die het gehele graf afdekt, of uit een reeks van kleinere stenen, zoals de bekende drielingen (drie stenen op één graf). Dat laatste is goedkoper en werd vooral in de dorpskerken veel toegepast. Zowel de grote zerken als de kleinere drielingen bieden ruimte voor een graftekst. Maar in de buitenruimte was zo'n stenen afdekking van de grond niet nodig. Wel werd er vaak ter markering van een graf een eenvoudig, staand houten kruis aangebracht. Soms kwam er een wat duurdere markering: een stenen kruis.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2009 | | pagina 5