deze organisatie was oud-kapitein Tengbergen, die aan de Russenweg woonde. Via een gaatje in de klomp van Jaap - hij was bevriend met diens zoon - werden berichten doorgegeven. Het was een rare tijd in een vrijwel onbewoond dorp, waar de nog overgebleven schooljongens zoveel mogelijk van de bezetters trachten te stelen en met de Duitse veldtelefoons zelfs een eigen telefoonnet aanlegden, waarbij ze elkaar voor onheil konden waarschuwen. Er stortten ook veel vliegtuigen in en rond Bergen neer; de vliegroute naar Duitsland liep vaak over Bergen, daar had men het minste last van afweergeschut. Op de Vinkenkrocht, waar nu een kuil is, stortte een brandende Vickers Wellington neer, die de jongens tijdens het speelkwartier hadden zien overkomen. Ook viel er een toestel op de Kogendijk en drie vliegtuigen lagen vlakbij de Bergerweg. De wrakken bleven, uit propagandistisch oogmerk, liggen en maakten natuurlijk diepe indruk. Bij de bevrijding en de intocht van de Canadezen in Bergen in 1945 zat Jaap op de Rijks HBS in Alkmaar. Hij haalde daar zijn diploma HBS-A en ging in militaire dienst. Eerst bij de Prinses Irene Brigade in Assen, daarna bij de Limburgse Jagers en de geneeskundige troepen in Amersfoort. Het beviel hem zo goed, dat hij bijtekende en zo drie jaar in dienst bleef. Wel had hij in die tijd ook zijn staatsexamen HBS-B gedaan; dat kon toen nog als je in dienst zat. Hij zwaaide af als eerste luitenant, maar werd als reservist uiteindelijk kapitein. Daarna toch maar de burgermaatschappij in. Zo werkte hij onder andere bij Ford, Simon de Wit en Ahold, totdat hij uiteindelijk bij het Centraal Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf terechtkwam, waar hij 25 jaar werkte. Hij werd daar als planologisch adviseur aangenomen en begeleidde en plande winkels en andere voorzieningen die een nieuwe wijk of stad leefbaar moesten maken. Grote projecten waren bijvoorbeeld Dronten en Zoetermeer, steden die uit het niets ontworpen en gebouwd werden en waar ook de hele infrastructuur voor uitgedacht moest worden. Ondertussen had Jaap tijdens een vakantie in Frankrijk, Joke Bakker leren kennen. Het was liefde op het eerste gezicht en Joke kwam al snel naar Bergen. Zij werd ambtenaar bij Gemeentewerken en zo kwamen Jaap en Joke in het stationsgebouw van Bello op het Plein te wonen. Voor 4,- per week huurden ze de rechtervleugel van het gebouw, een andere familie woonde in het linker gedeelte. Met veel enthousiasme vertellen ze over hun tijd in het mooie, grote gebouw, waar de hoge zitkamer acht bij vijf meter groot was. Toen het gebouw na een paar jaar gesloopt werd, zijn zij in de Eikenlaan 12 terechtgekomen, waar zij nu nog wonen. In het Bergense verenigingsleven was Jaap al snel actief. Naast het bekleden van bestuursfuncties aan verschillende Bergense scholen, was hij ook 25 jaar bestuurslid en secretaris van de Oranjevereniging. De vereniging organiseerde ook de 4 mei-herdenking, die sinds 1955 op het geallieerde gedeelte van de begraafplaats aan de Kerkedijk werd gehouden. Al vanaf 1950 kwamen daar af en toe familieleden van omgekomen bemanningsleden van neergestorte vliegtuigen van de Royal Air Force een bezoek brengen. Aanvankelijk waren dat er slechts enkelen, die dan door Arie Vrasdonk of Dirk Kos naar het juiste graf werden geleid, maar het werden er steeds meer. In 1970, bij de viering van 25 jaar bevrijding Ontvangst op Paleis Soestdijk in 1982. (Foto gedenkboek) en de onthulling van het carillon, kwam een groepje van tien man naar Bergen, daartoe uitgenodigd door het Nederlands Oorlogsgravencomité. De 4 mei-herdenkingscommissie begeleidde dit bezoek en de contacten met Engeland werden steeds intensiever. In 1976 kwamen de Engelsen zelfs met twee volle bussen; het waren leden van het 617 Squadron 'The Dambusters', die gespecialiseerd waren in het bombarderen van stuwdammen. Eén van hun Lancasters was bij Castricum neergestort en de bemanning daarvan in Bergen begraven. De contacten werden over en weer steeds hechter en er werd steeds meer een beroep op het Oranjecomité gedaan. Verschillende squadrons organiseerden grote reünies in Bergen, zij moesten worden gehuisvest en er moest een adequaat programma voor hen worden gemaakt. Zo wilden zij vooral naar de plekken waar de verongelukte vliegtuigen waren neergekomen en naar de herkenbare plekken van hun aanvliegroutes. In 1982 kwam het oudste squadron van Engeland, het 106e, naar Bergen. De leden van het squadron bleven een week en werden zelfs door Prins Bernhard op Paleis Soestdijk ontvangen. De organisatie was vooral in handen van Jaap Kroon en Dick Smit. Zij zorgden voor sponsors, die Jaap, door zijn contacten in het bedrijfsleven, al spoedig wist te verwerven. Uiteindelijk werd het te veel voor het Oranjecomité en dat resulteerde in de oprichting van de 'Stichting Remembrance and Friendship Bergen NH 1939-1945', die zich nu alleen nog met de ontvangst en de contacten met de Engelse vliegers en hun nabestaanden zou bezighouden.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2009 | | pagina 31