CO tVKIeitLo. 5 Cók/STAmt 4*^ Ca»- Rt» C®vv Hubers, ook al aan diverse tentoonstellingen van het KCB meegedaan. Andere daarbij aangesloten kunstenaars konden de werken van de Cobraleden allerminst waarderen. Dezelfde afkeer of hetzelfde onbegrip gold ook voor enkele volgende exposities bij Dirk Hubers. Herman Plomper was echter meteen gegrepen door de nieuwe esthetiek en de nieuwe mentaliteit van deze jonge schilders. Hij brengt een bezoek aan de tentoonstelling bij Hubers, die door de kunstenaars was aangekondigd door middel van zelfgemaakte affiches, die zij aan bomen in het dorp hadden geprikt. De jonge Plomper koopt er twee werken van Corneille, een gouache voor f 40.- en een schilderij voor f. 100.-, en tevens een schilderij van Constant voor f. 40.-. Hermans vader reageert hierop met de woorden: 'Daar werk je nu zo hard voor!' Op 8 november 1948 wordt Cobra officieel opgericht in het Café de 1' Hotel Notre Dame in Parijs door de Belgen Dotremont en Noiret, de Deen Asger Jorn en de Nederlanders Appel, Constant en Corneille. In de tijd van na de Tweede Wereldoorlog en na de atoombom op Hiroshima is het ook voor Plomper niet langer mogelijk om van een 'bootje in een slootje' te genieten. 'Kunst is geen imitatie van een zichtbare werkelijkheid. Een kunstenaar moet vormgeven aan de tijd waarin hij leeft. We hadden net de oorlog achter de rug, die op een vreselijke manier was beëindigd door een (de eerste) atoombom op Japan. Dat was verschrikkelijk, in één seconde meer dan 100.000 mensen dood. Je kan begrijpen dat als je als werkelijk kunstenaar in zo'n tijd leeft dat dan de vorm in de schilderkunst niet meer het bootje in het slootje kan zijn. Er lag ook een bom onder de cultuur. Zij gooiden alle schildertraditie over boord en begonnen vanuit het nulpunt, net als een kind. Vandaar die kindertekeningen die ze maakten', zegt hij in zijn nooit gepubliceerde verhaal HERMAN PLOMPER - VERHUIZEN WAS ZIJN VAK, VERZAMELEN ZIJN PASSIE Overzicht van de tentoonstelling uit 1949 in galerie Hubers. (Foto: Wouter Hubers) Eén van de affiches uit 1949. (Collectie G. Meulensteen) (Foto: Wouter Hubers) Een recensie van de tentoonstelling door Theo van der Wal in de Bergensche Bad-, Duin- en Boschbode, 6 augustus 1949. De Experimentele Groep, waarvan Appel, Constant en Corneille verte genwoordigers zijn, heeft heel wat kwade pennen in beweging gebracht. Ue hevigste aanval was die tegen Ap pel, toen hem door het gemeente bestuur van Amsterdam was opge dragen een wandschildering te maken voor de koffiekamer der ambtenaren in het hoofdstedelijk stadhuis. Vele kranten achtten zich verplicht te pro testeren tegen tfe schildering. Waar om is mij nooit duidelijk geworden, daar het niet tegen de artistieke kwa liteit ging en de zedelijkheid geens zins in gedrang kwam. Nu kan men in Bergen werk van Appel zien. Het staat beneden dat van Corneille en Constant. Het is ongerichtcr en ik geloof dat wat hij geeft, niet over eenstemt met wat hij wil. Er lijkt mij ook veel kunstmatigs in. Zijn „To tem'' niettemin toont een stevige structuur, is ook in de kleur verant woord en geeft aan (zoals ook enkele tekeningen waarvan de vergelijking met kindertekeningen zich vanzelf opdringt), dat deze jonge schilder inderdaad iets in zijn mars heeft. Van Constant hangen er vier schilderijen. Het is mij onbegrijpelijk dat stukken als „Eiffeltoren" en „Juli-vreugde" niet mooi gevonden kunnen worden. Het zijn gave werken, waarvan een kracht uitgaat, die eigenlijk als in een flits laat zien, hoe tam onze kunst wereld is buiten het experiment, hoe onze kunstenaars doorwerken, even kabbelend als een bosbeekje. Niet omdat Constant abstract is (dat is geen verdienste, maar een plicht), maar omdat hij zich een waarachtig schilder toont, springt zijn werk naar voren. Ook Corneille's schilderijen, fijner van bouw, aesthetischer, zijn het werk van een waar kunstenaar Hij beheerst zijn vak, weet wat hij wil en hij geeft in nSpel aan het strand" en in „Vissen en Mensen" (de titels waren in het Frans, maar ik geef de vertaling maar) verbeeldingen die alweer niet om het abstracte frap peren, maar om de afgewogenheid van kteur en vorm. Men mag zeggen dat Appel het meest experimenteel is en daarom het minst geslaagd in zijn bedoelingen en dat Constant en Corneille hun be doelingen verwerkelijken en daarom eigenlijk niet meer experimenteel zijn. (v. d. W. in de Alkmaarsche Courant).

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2009 | | pagina 9