ander schilderij, Sneeuwlandschapwaarvan hij eveneens
erg onder de indruk was, kon hij na drie maanden sparen
ook kopen. Deze aankopen werden het begin van een
levenslange passie, die uiteindelijk leidde tot een grote en
bijzondere kunstverzameling.
In zijn geschreven herinneringen De geschiedenis
van het verzamelen (1987) schrijft Herman ergens: 'Het
leven is permanent in beweging, dat zal zich dan ook in de
aard van de kunst manifesterenDeze beweging blijkt ook
uit de verzameling van Plomper. In eerste instantie kocht
hij schilderijen van de Bergense School. Daarna werd hij
gegrepen door het werk van Henri ten Holt. En in zijn
derde fase kocht hij voornamelijk werk van de leden van
Cobra en andere moderne kunstenaars.
Kennismaking met de kunstverzamelaar
Piet Boendermaker
In de oorlog ontmoette Herman de verzamelaar en mecenas
Piet Boendermaker (1877-1957) die ongeveer 3000 werken
van de Bergense School e.a. bezat. Hij vroeg of hij de
collectie eens mocht zien en was bij zijn eerste bezoek aan
de kunstzaal van Boendermaker compleet onder de indruk
van al die grote doeken van Leo Gestel, Dirk Filarski, Piet
en Matthieu Wiegman en vele anderen.
Boendermaker moest vanwege gezondheids
problemen een dieet volgen, wat heel moeilijk was in
die tijd van schaarste. Plomper had door zijn beroep
veel contacten en dacht dat hij misschien wel iets voor
Boendermaker zou kunnen doen. En inderdaad kon hij,
nadat hij bij een tabaksfabrikant een pakje had moeten
brengen, de hand leggen op een grote hoeveelheid tabak. De
vrouw van de fabrikant had suiker nodig om de vruchten
uit haar tuin in te maken. Zij vroeg Herman of hij wist
hoe ze aan suiker kon komen. Dankzij zijn vele klanten
wist hij inderdaad bij een bakker suiker te bemachtigen,
die hij ruilde tegen de tabak. Ook kon hij tabak ruilen
tegen de speciale voeding voor Boendermaker, die op zijn
beurt schilderijen in ruil gaf voor die etenswaren. Herman
verkreeg op deze wijze werk van onder anderen Leo Gestel,
Henri le Fauconnier en Jac. Koeman.
De invloed van Henri ten Holt en Jacob van Domselaar
Een keerpunt in Hermans ontwikkeling vormde zijn
ontmoeting met Henri ten Holt (1884-1968). Ten Holt,
die getrouwd was met Kitty Cox, woonde en werkte vanaf
1918 aan de Doorntjes, nr. 11, in Bergen. Zij hadden vier
kinderen, Kitty, Friso, Sientje en Simeon. Op een dag moest
Herman een pakje brengen naar Ten Holt. Simeon nam het
pakje aan. In de gang zag Herman een prachtig portretje
van Friso hangen en hij vroeg Simeon of zijn vader die
tekening misschien zou willen ruilen tegen echte tabak.
'Hij ging naar binnen om te vragen en kwam terug en zei
dat zijn vader daar niets voor voelde. Ik verontschuldigde
mij en ging weg. Toen ik een paar uur later thuiskwam, was
er een bericht of ik even naar Ten Holt wilde gaan, want
die had een boodschap. Ik er heen. Meteen zo'n zak tabak
mee. De hele kamer zat vol mensen en Sientje zag die tabak
en zei 'dat is nog echte!' De tekening wilde hij niet kwijt,
maar ik moest maar even mee naar zijn atelier. Daar stond
op een ezel een doek dat half af was. Hij keurde het af en
HERMAN PLOMPER - VERHUIZEN WAS ZIJN VAK, VERZAMELEN ZIJN PASSIE
Ad Ramerman, De stoomzuivelfabriek Wilhelmina te Bergen, 1943. G.A. Ramerman
was een kunstschilder van Duitse afkomst die in de jaren dertig in Bergen woonde.
Hij werkte bij het schildersbedrijf van Cor Mooy, de vader van Piet, aan de Breelaan.
Toen in 1941 de Duitse bezetters aan Mooy vroegen de gebouwen op het vliegveld
Bergen te camoufleren, gaf hij de opdracht aan Ramerman. Nadat deze klaar
was met zijn werk, steeg hij heimelijk op in een Messerschmitt om zijn werk te
controleren. (Foto: Jaap Veldt)
Johannes Hendrikus Viester (1908-1983), Bloemstilleven.
(Foto: Collectie Kunsthandel Bernard van Welsenes)
Arnout Colnot, Winter op de Oude Hof, circa 1930.
(Foto: Gemeente Museum Den Haag)