MISDAAD EN MOBILITEIT IN HET VERLEDEN dienstregeling bestond. Een dienst die wel sneller, maar duurder, tochtig, koud en minder luxe was. Het aantal zitplaatsen was beperkt, de vering van de wagens was niet opgewassen tegen de ongeplaveide wegen. Na elke ca. 15 km. moest van paarden gewisseld worden. De naam uitspanning is hieraan ontleend. Maar de snelste manier om ergens te komen was het huren van een rijpaard of een rijtuig. Ook hiervoor bestond een netwerk. Voor een tocht over een grote afstand werd regelmatig van paard gewisseld indien men geen tijd te verliezen had aan rustpauzes en het voederen en drenken van het paard. Op de routes over land passeerde men de nodige tolgaarders, ook al ging men te voet. Dit waren lieden die het recht tot tolheffing van de plaatselijke overheid hadden gepacht. In Bergen was er een tol nabij nu de Koedijker vlotbrug over het Noord-Hollands Kanaal en een aan de Bergerwcg bij waar nu het attractiepark De Batavier is. Dat tolhuis staat daar nog steeds. In Noord-Holland was de weg langs de duinvoet de belangrijkste route. Het IJ reikte tot Velsen en was een flinke barrière. In Schoorl schijnt de straatnaam Postweg nog aan deze route te herinneren. Toch was voor het vervoer de waterweg het belangrijkste. Bruggen in deze trajecten ontbraken, zodat het vervoer over de weg vaak van een overzetveer gebruik moest maken, hetgeen ook niet gratis was. Ten behoeve van het hedendaagse wegverkeer zijn over belangrijke vaarrouten beweegbare bruggen gebouwd, doch nog steeds heeft het scheepvaart verkeer voorrang op de weggebruiker bij het passeren van die bruggen. Niet alleen binnen de regio, doch ook nationaal en zelfs internationaal werd in het verleden veel gereisd. Denk alleen maar aan alle kruis-, bedevaarts- en veldtochten. Ook het werk van kunstenaars laat ons ver over de landsgrenzen kijken. Het natuursteen voor onder andere de bouw van onze monumentale kerken, is eveneens over grote afstand tot ons gekomen Maar vooral de handel was aan geen grenzen gebonden. In onze geschiedenislessen leerden we al van het ijzeren en het" bronzen tijdperk, zonder dat deze delfstoffen in onze omgeving aanwezig waren. Gezien het gewicht en het volume van deze bouw- en delfstoffen is het begrijpelijk, dat vervoer over het water hier het aangewezen middel voor was. Over grotere wateren was men op de zeilvaart aangewezen. Variatie van windrichting en windsterkte stond een betrouwbare dienstregeling in de weg. De mobiliteit in de tijd van de veroordeling van de crimineel Jan Oostendorp in 1773 is opmerkelijk. In het eerder genoemde artikel van Bert Veer wordt Oostendorp geschetst als een 'in 't wild lopende9 persoon. Hij is namelijk geboren in Heemstede, in die tijd ook niet direct naast de deur. Na zijn laatste inbraak in Bergen, in de nacht van 5 op 6 augustus, wordt hij twee weken later in Amsterdam opgepakt. In de Bergense Kroniek, november 2005, eveneens in het artikel van Bert Veer, lezen we over de terechtstelling van deze Jan Oostendorp en hoe het mogelijk blijkt, om in een termijn van drie maanden de schurk, die in Amsterdam is getraceerd en dienst neemt in het Staatse leger met als standplaats Leeuwarden, te achterhalen voor berechting. Binnen die termijn reist de baljuw van Bergen, Van Vladeracken, naar Haarlem en correspondeert met zijn ambtsgenoten in Heemstede, Amsterdam en Rotterdam, met de equipagemeester van het Noorder- en Zuiderkwartier en zelfs met de Prins-Erfstadhouder in Den Haag. Vervolgens gaat gerechtsbode Jan Ivangh met twee dienaars naar Leeuwarden voor het ophalen van Jan Oostendorp om vier dagen later alweer terug te zijn. Dit geeft aan dat als het nodig was, men voor de mobiliteit toen ook al over een efficiënt vervoersnetwerk kon beschikken. Het Tolhuis aan de Bergerweg, omstreeks 1900. (Ansichtkaarten verzameling Piet Mooij) Beurtschip, als gebruikt voor de oversteek van en naar Friesland. Naar een ets van G. Groenewegen, omstreeks 1800.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2006 | | pagina 7