Bergen aan Zee
anno 1950:
kleinheid versus
onmetelijkheid
HAYE VAN DER WERF
jeugd begon op de Parkweg 13 later 27. Weliswaar heb
ik ook nog even op de Eeuwigelaan gewoond en in het
Parkhuis tussen de tennisbanen, maar dat kan ik me niet meer
herinneren. De Parkweg was toen een doodlopende weg die
eindigde in een klein pleintje, waar een auto net kon draaien
voor het houten huisje van Verkade. Transvaal was nog
ongerept duin. En achter het Parnassiapark op die Parkweg
was het een geïsoleerde boel. 's Winters woonden wij er alleen
met meneer en mevrouw Praat van het pension Parnassia.
Zomers, tijdens de vakanties en een enkel lang weekend
werden de tweede huizen bewoond. Dan verschenen de
families Hampe, Dutilh, Levi, Vos, Swaab, Van Maanen en
Biemond. En dan was het voor ons dus feest. Want hoewel in
een gezin met negen kinderen voldoende speelkameraadjes
voorhanden lijken, is het voor de afwisseling wel aardig als er
van tijd tot tijd andere vriendjes verschijnen die bovendien
iets te melden hebben uit de 'grote' stad.
Want Bergen aan Zee was in die tijd een andere wereld.
Onmetelijk met grootse vergezichten, een eindeloze tuin tot
Eg-mond en een zee die niet leek op te houden. En
tegelijkertijd was, door die onmetelijkheid, alles klein.
Om de gedachten te bepalen: het grootste gebouw in het
centrum was hotel Marconi, nu Monsmarem, aan de Zeeweg.
En van die grootte was de toenmalige eigenaar zo
geschrokken dat hij zijn woonhuis aan de Paulineweg maar
gauw Klein Marconi noemde. De flat op het Van der
Wijckplein bestond nog niet. Waar nu het Zeeaquarium en
Neptunus staan lag alleen het fundament van het oude hotel
Nassau Bergen en het nieuwe Nassau werd nog gebouwd.
Van het appartementencomplex Julianaduin was nog geheel
geen sprake. En natuurlijk mochten de koloniehuizen en
vooral Bio-Vacantieoord er zijn qua grootte, maar die stonden
zo aan het einde van de Elzenlaan of hoog op het Russenduin
dat ook die nog klein toeschenen.
Parkweg, Bergen aan Zee.