DE JONGE METJE
Tjalk op het strand,
pen en penseel,
anoniem doch
gedateerd 1775.
(Collectie Archiefdienst
voor Kennemerland te
Haarlem, nr. 53-003790K).
teerde ij der ten zijnen reguarde, des noods en daertoe verzogt
werdende de deugdelijkheid deses nader met solemneele (plech
tige) eede te bevestigen.
Het relaas wordt afgesloten met de mededeling dat Laurens
Modder en Willem Hofdijk als getuigen, van wat gezegd en
geschreven is, mede ondertekenen.
Waarom Gaike Remmcrts, de schipper, niet aanwezig was bij
de opstelling van de getuigenverklaring, is een raadsel. Aanneme
lijk is, dat hij onmiddellijk nadat hij van droge kleren was voor
zien, richting Einden is vertrokken om de ondergang te melden.
Akte 27 van notaris Ivangh, gedateerd 16 september, slechts
twaalf dagen na de ramp met de tjalk, vermeldt de aanwezigheid
van Heer Jan Willem Teikelenborg coopman woonende te
Embden, als eigenaar van de lading van De Jonge Metje. Na de
tijding uit Bergen (waarschijnlijk door Gaike) moet hij gezwind
naar de plaats van het onheil zijn gereisd. In die akte verklaart hij
te constitueeren en magtig te maken Jonkheer Hendrik van
Vladeracken Bailliuw strand-vonder deser voornoemde heer-
Rödings Allgemeines Wörterbuch der Marine, Hamburg 1793,
vermeldt achter het woord 'Tjalk': Ein langes, schmalles und
dabey sehr platt (van bodem, red.) und rund gebautes (voor
en achter, red.) hollandisches Fahrzeug mit einem glatten
Deck. Diese Fahrzeuge sind die aller gewöhnlichsten
Küstenfahrer und auf den Watten zwischen Hamburg und
Holland. Ook de overige beschrijving komt met de tegen
woordige tjalk overeen met uitzondering van het grootzeil
waarvan Röding zegt dat het een sprietzeil was.
lijkbeid, speciaehjk, omme uit naem ende vanweg hem comparant
te reclameeren de hiernae te noemen lading 't daertoe benodigde
ontslag te verzoeken en vervolgens alsdan publica aen de meest-
biedendens volgens strand-regt ten spoedigste te verkoopen.
Dc haast van Teikelenborg is wel te verklaren, daar de lading
haver en tarwe bij de ondergang van De Jonge Metje kletsnat was
geworden en met zout doordrenkt. Hierdoor zouden de granen
slechts kort bruikbaar zijn. De strandvonder Van Vladeracken
wordt dus door hem gemachtigd de lading publiekelijk volgens
strandrecht of op de wekelijkse zaadmarkt te Alkmaar te verko
pen. Over de opbrengst van dc lading en dc berging van het
wrak van De Jonge Metje is geen informatie beschikbaar, ook niet
in het archief strandvonderij van het Bergens Oud Archief.
Wel is duidelijk dat De Jonge Metje niet oud geworden is.
'De Overhout, behorend tot de VOC, kamer Amsterdam, was
gebouwd in 1771 te Amsterdam. Met een lengte van 150
Amsterdamse voet (42,45 m.) en een inhoud volgens huidige
metingvan 1150 bruto registerton was het een van de grotere
retourschepen van de VOC. Op 5 februari 1777 vertrok bet onder
kapitein Pieter Angelvorst uit Ceylon (nu Sri Lanka), met een
lading ter waarde van fl. 298,689. De Overhout verbleef van 25
april tot 19 mei aan de Kaap. Op 31 augustus 1777 strandde het -
op weg naar Texelrede en Amsterdam - bij Egmond aan Zee,
waarschijnlijk omdat het geen hoogte kon houden tegen een heer
sende westerstorm. Blijkens in het Bergens Archief aanwezige
brieven van de VOC (cultureel werelderfgoed dus) is het schip
verbrijzeld en zijn de in Bergen aan Zee aangespoelde goederen
verzameld door de strandvonder.