De duinen van de heer Gülcher
De zuidgrens van zijn gebied wordt niet
vermeld, maar viel vrijwel zeker samen
met de huidige gemeentegrens tussen
Castricum en Egmond; de noordgrens
viel samen met de grens van de oude
dorpsbebouwing. De straatweg van
Egmond aan Zee naar Egmond aan de
Hoef liep dwars door het eigendom heen.
In het gebied, dat sedert zes jaar eigen
dom van de heer Gülcher was, werd vee
geweid. Deze beweiding oefende een zeer
nadelige invloed uit op de onderhouds-
toestand van de duinen. In het zuidelijk
deel van het gebied waren geweldige
stuifgaten tot aan het middenduin. Ten
noorden hiervan was de situatie minder
ernstig; hier is bosgrond en zijn er weiden
cn teelakkcrs. Maar in de omgeving van
Egmond aan Zee kwamen in het achter
duin verschrikkelijke stuifgaten voor. De
zeercep verkeerde in slechte toestand,
ofschoon het Rijk hier veel heeft gedaan
om door rietschermen de aan- en opstui
ving te bevorderen. Het is te betreuren
dat over de beplantingswerkzaamheden
geen overleg tussen het Rijk en de heer
Gülcher plaats vond.
In dit gebied kwamen veel schelpen
wegen en voetpaden naar de teellanden
voor, die dwars door het duin liepen en
aanleiding gaven tot verstuivingen. De
eigenaar overwoog dan ook een geheel
nieuw pad aan te leggen evenwijdig aan
de achterduinen en daarop de verschillen
de paden naar de teelakkers aan te sluiten.
De Hoofdingenieur wees dit plan niet af,
maar achtte een streng toezicht op het
gebruik van dit pad bijzonder noodzake
lijk.
Konijnen vond men er betrekkelijk
weinig. Van stropers, die bijna uitsluitend
uit Egmond kwamen, had men ook hier
veel last.
De duinen van Jonkheer J.P. Six
Het voorduin in deze duinen ligt vast, er
kwam daar maar weinig houtgewas voor.
Hier en daar werden aardappelvelden
aangetroffen, terwijl er ook beweiding
plaats vond.
In het midden- en achterduin werd
voor de jaren tachtig niets gedaan, zodat
deze duinen in een zeer slechte staat ver
keerden. Nadien zijn er in dat gebied uit
gestrekte vlakten beplant. Ten tijde van
het rapport werd er echter een gering
bedrag uitgegeven, namelijk tussen de
ƒ120 cn ƒ160 per jaar; dit bedrag werd
jaarlijks door de aardappelveldjes opge
bracht en was, aldus het verslag, veel te
gering voor het onderhoud van de
bestaande- en het aanbrengen van nieuwe
beplantingen. Er kwamen dan ook veel
grotere en kleinere stuifgaten voor.
Dichtbij de duinen van de heer Gülcher
lag zelfs een zeer groot stuifgat met diepe
gaten. Teelakkers lagen vooral ten noor
den van het dorp Egmond, meer noord
waarts waren er slechts weinige. Verder
bevond zich in het voorste gedeelte van
de middenduinen een groene vlakte die
geregeld werd beweid. Ook waren er veel
wegen cn voetpaden, die meestal in
noordoostelijke richting liepen en die de
nodige verstuivingen veroorzaakten. De
Hoofdingenieur was dan ook ongerust
over dit gebied. Het enige lichtpunt was
dat er goed overleg was tussen het Rijk en
eigenaar over het aanbrengen van de
beplantingen. Het toezicht op het aan
brengen van de beplantingen was in beide
gebieden aan de Rijksopziener opgedra
gen.
De jacht bracht in tegenstelling tot
vroeger maar weinig op. Van stropers uit
Egmond had men vroeger meer last dan
tegenwoordig. De Rijksopziener uit
Egmond scheen, in tegenstelling tot zijn
voorganger, buitengewoon waakzaam te
zijn.
De duinen van mevrouw de Douairière
van Reenen van Bergen
Over de duinen van mevrouw W.J.van
Reenen-Rendorp was de schrijver in grote
lijnen minder negatief. Het voorduin lag
tamelijk vast, daarin bevonden zich enke
le aardappelvelden en op verschillende
plaatsen vooral in het verste gedeelte,
hoog opgaand houtgewas en kreupelhout.
De breedte van deze strook bedroeg in
het noorden 1000 m, in het midden mini
maal 300 m en in het zuiden 700 m. De
beplanting van het midden- en achterduin
was in de laatste tijd sterk verbeterd. De
eigenaresse had met het Rijk een contract
gesloten, waarbij zij zich had verbonden
jaarlijks een aantal hectaren duingronden
te beplanten. De grote last, die de aan de
noordgrens van dit gebied aan het Rijk
toebehorende Schoorlse duinen door ver
stuiving veroorzaakte, schijnt de aanlei
ding tot het sluiten van dit contract tc zijn
geweest.
In voorzichtige termen werd ook
gesproken over een contract met de
Alkmaarsche Duinwater Maatschappij.
Door het aannemen van een som ineens
zou de eigenaresse zich hebben verplicht
de omtrek van de prise d'eau (het water
wingebied) binnen een beperkt aantal
jaren door beplanting geheel vast te leg
gen. Verwacht werd dat het middenduin
binnen enkele jaren geheel zou vastliggen.
Hier en daar kwamen nog wat verspreid-
liggende aardappelvelden voor; door de
minder goede kwaliteit van de grond was
de opbrengst echter gering. Op de eerste
topografische kaart van het gebied (1879,
uitgave Topografische Dienst) staan der
gelijke landjes bij de Franschman aange
geven.
In het achterduin was de toestand
minder bevredigend. Ook hier kwamen
verstuivingen voor, zelfs tot een zeer aan
zienlijke diepte binnenwaarts. Het was de
Hoofdingenieur opgevallen dat tegenover
strandpaal 33 (dus bij Bergen aan Zee) een
kunstmatige verstuiving in het leven werd
geroepen. Die verstuiving had zich reeds
voortgezet tot ver in het middenduin.
Medegedeeld was dat dit tot doel had het
maken van een zeer brede weg vanuit het
strand dwars door de achter- en midden
duinen naar het voorduin. Hoewel er in
beginsel, mits aan bepaalde voorwaarden
werd voldaan, uit technisch oogpunt geen
overwegende bezwaren waren, vond de
Hoofdingenieur het in het algemeen
bezwaarlijk om bij dergelijke verstuivin
gen aan de eigenaar de vrije hand te laten.
De algemene indruk was dat deze dui
nen zeer arm waren en de eigenaresse
weinig voordeel opleverden. De gebruike
lijke beschouwing over konijnen en stro
pers ontbrak niet. Konijnen waren er niet
veel, van stropers had men betrekkelijk
veel last en over diefstal van helm werd
eveneens veel geklaagd.
De Rijksduinen onder Schoorl
Tot 1877 was dit gebied zeer verwaarde-
loosd. Over bijna de gehele uitgestrekt
heid niets dan een kale woeste zandvlakte
die voortdurend in beweging was.
Uitgezonderd de binnenduincn groeide er
niets. Door de zeer aktieve aanpak ver
keerde het gebied sedert 1S85 in een vol
doende staat van onderhoud. Op enkele
plaatsen vond men nog vrij grote dennen
bosjes, die indertijd door de bekende geo
loog W.C.H. Staring (1808-1877) geplant
waren en er ook in januari 1889 nog zeer
tierig uitzagen. Het aanbrengen van aard
appelvelden was in deze duinen verboden.
Hierdoor miste het Rijk geldelijk voor
deel. Daartegenover staat dat door dit
verbod geen voetpaden tussen de akkers
ontstonden. Een tweede verbod betrof
het delven van konijnen. Naar de mening
van de Hoofdingenieur zouden beide ver
boden kunnen worden ingetrokken. Het
delven van konijnen zou een behoud van
de duinen zijn, mits het delven onder
behoorlijk toezicht zou geschieden en
21