ter van oorlog naar Nederland moest
terugkeren teneinde zijn nationale dienst
plicht te vervullen. (Dit is regelmatig
voorgekomen).
Rem Brasser
Rem was op 27 augustus 1842 in de
Oudburgerpolder geboren als zoon van
Arie Brasser en Antje Stam. Op 12 febru
ari 1869 werd hij, 26 jaar oud, in Brussel
ingeschreven. Hij had de boerderij in
Akersloot verlaten om de paus te dienen.
Toen op 16 september 1870 het leger
van Victor Emanuel het beleg voor Rome
sloeg, behoorde Rem tot de verdedigers.
Op 20 september moest de witte vlag
worden gehesen.
Pieter Bijl
Pieter was in de Sluisbuurt geboren op 6
maart 1849. Hij was de zoon van Pieter
De zoeaven in de voorste gelederen verjagen de
'roodhemden' bij Mentana (schoolplaat, archief
Nederlands Zouavenmuseum).
Remy Brasser, nog in Nederlands uniform
(archief Nederlands Zouavenmuseum).
Bijl en Maartje Limmen. Toen hij in 1869,
20 jaar oud, naar Rome trok, was hij als
dagloner in Alkmaar werkzaam geweest.
Behalve verklaringen betreffende zijn
dienstplicht en zijn geloofsovertuiging
had hij een bewijs van toestemming voor
dienstneming van zijn ouders.
Hij werd op 30 september 1869 in
Brussel ingeschreven. Evenals Rem
Brasser behoorde hij in september 1870
tot de verdedigers van Rome.
Een verloren zaak
Het enthousiasme en de moed van de
zoeaven, in het bijzonder die van de
Nederlandse, werd door Pius IX bij tallo
ze gelegenheden geprezen. Zijzelf schre
ven geestdriftige brieven naar huis.
De stad Rome bezweek op 20 sep
tember 1870 voor het leger van Victor
Emanuel en de paus trok zich als vrijwil
lige gevangene terug in het Vaticaan. De
volgende dag marcheerden de zoeaven,
met onder hen ongetwijfeld Rem Brasser
en Pieter Bijl, bepakt en bezakt naar het
Pietersplein om afscheid van hun Heilige
Vader te nemen en voor de laatste maal
hun obstinate kreet te laten horen: 'Pius,
paus en koning'.
Bronnen
Nederlands Zouavenmuseum te Ouden
bosch.
Wim Zaal, De vuist van de paus, de
Nederlandse zouaven in Italië 1860-1870,
Nieuwegein, 1996.
Documentatie Th.]. Brommer.
De Nederlandse zoeaven
Van de 11.036 pauselijke zoeaven staan er
3.181, bijna 30 als Nederlander geregis
treerd. Uit Noord-Holland kwamen er ver
houdingsgewijze veel, namelijk 691. Ver
reweg de meesten waren eenvoudige jon
gens, vaak uit grote gezinnen, die geen
Frans en al helemaal geen Italiaans ken
den.
In Brussel moesten ze onder andere
het bewijs overleggen dat ze ofwel hun
dienstplicht hadden vervuld, ofwel waren
vrijgeloot. Bekend is dat door de enthou
siaste jongelieden met de juistheid van dit
bewijs nogal eens de hand is gelicht.
Bovendien heeft slechts een klein aantal
van hen zich gerealiseerd dat aan de
koning om toestemming had moeten wor
den gevraagd om in vreemde krijgsdienst
te treden. ('De paus een vreemde?' heeft
er ooit een gezegd, 'maar man, hij is mijn
vader!') Het gevolg was dat veel zoeaven
bij terugkeer uit Rome ontdekten staten-
loos te zijn.
Ruim 200 Nederlandse zoeaven keer
den niet uit Italië terug. De meesten stier
ven aan cholera en niet bij gevechten.
49