Het Sint-Maartenfeest omstreeks 1930 Th.J. Brommer De heilige Martinus, in de volksmond Sint Maarten, is een al eeuwen vereerde heilige. Hij leefde van circa 330 tot 397, in de nadagen van het Romeinse Keizerrijk. Hij werd in Pannonia, het huidige Szombathely in Hongarije, geboren en moest als jongeman in het Romeinse leger dienen. Zijn biograaf, Sulpicius Sevcrus, vertelt het bekende verhaal dat Martinus in Amiens zijn militaire mantel met een bedelaar deelde. In de nacht daarop zag hij Christus, die de halve mantel droeg. Daarop liet Martinus zich dopen. Zijn voorbeeld van naastenliefde bracht in de 15e eeuw de Christenen in onze streken, bij wie welvaart maar zeer ten dele bestond, ertoe het kroost met een lichtje in een uitgeholde suikerbiet of raap langs de deuren te sturen om al zin gend een kleinigheid te mogen ontvan gen. Een voor die tijd feestelijke en profij telijke zaak. Na 1570 hebben de hervorm de overheden noch erop betrekking heb bende anti-paapse plakkaten het Sint- Maartenfeest kunnen afschaffen en de gelovigen van alle christelijke gezindten bleven er trouw aan. Rond 1955 zijn papieren lampionnen in zwang geraakt. Maar op deze foto uit genoemd jaar, genomen voor de kapperswinkel van J. Blom bergen aan de Stationsstraat I, zien we in de hand van de jongen rechts nog een uitgeholde koolraap (fotoarchief Piet Mooij, Bergen NH). Zo rond 1930-1935 was de jeugd van Bergen 'van alle gezindten' al dagen vóór 11 november, de feestdag van Sint Maarten, druk in de weer. Wordt het als lichtje een suikerbiet, een raap of een sigarenkistje? Papieren lampionnen of zaklantaarns kwamen in die dagen nog niet in aanmerking en werden zelfs als een inbreuk op de traditie beschouwd. Als kinderen wisten we uit ervaring, én nauwkeurig, welke winkels of zaken het meest vrijgevig waren. Die bezochten we uiteraard het eerst, omdat wc - naar de letter - duidelijke zakkenvullers waren. Natuurlijk ging de jeugd al zingend ook bij de huizen van particulieren langs. Waar men maar zelden bot ving. Daar over een aardig voorval. Aan de Ronde- laan, vlak bij de toenmalige trambaan, woonde mevrouw Zomer. Ze was als vrouw van een scheepskapitein praktisch altijd alleen. In het dorp werd bekend dat de eerste Sint-Maartenzangers door haar met een gulden zouden worden beloond! Stel je dat eens voor in die tijd. Mijn vriendje en ik hadden ons bijtijds in de bosjes verscholen en zorgden ervoor dat we de eersten waren! Mevrouw Zomer had het er op die avond druk mee. Tot haar genoegen overigens. Regen en wind deerden ons op Sint Maarten nauwelijks, maar uitwaaiende lichtjes waren onze grootste zorg. Bij thuiskomst, tegen acht uur, werd de buit op tafel uitgestort: koek, snoep, fruit en centen. Wat een feest! De wat oudere Bergenaren zullen de volgende liedjes nog wel kennen. Waarbij moet worden aangetekend dat er in hun herinnering hier en daar een ander woord werd gebruikt. Hier woont een rijk man, die veel geven kan. Veel zal-ie geven, lang zal-ie leven. God zal hem lonen met honderdduizend kronen. Met honderdduizend lichtjes aan. Daar komt Sinte Maarten aan. Sinte Maarten, 't is zo koud, geef me een turfie of een hout. Geef me 'n hallef centje, dan ben je me beste ventje. Geef me een appel of een peer, dan kom ik het hele jaar niet meer. Sinte sinte Maarten, de kalveren dragen staarten. De koeien dragen horens, De kerken dragen torens. De torens dragen klokken. De meisjes dragen rokken. De jongens dragen broeken. Ouwe wijven schutteldoeken. Turf in de murf in de maneschijn. Buurman die is dronken. Wie heeft buurman dronken gemaakt? Sint Jan, Sint Jan uit de vergulde pijpekan. Sinte Maarten had een koe. Die moest naar de slager toe. Was-ie vet of was-ie mager, evengoed moest-ie naar de slager. 32

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 1998 | | pagina 10