De begraafplaats aan de Ruïnelaan BERGEN, den laten Maart 1902. Steven de Wit ledereen is inmiddels op de hoogte van de restauratie van de begraafplaats aan de Ruïnelaan door leden van de Rotary Club Bergen en de Historische Vereniging Bergen NH. Na de sluiting van de begraaf plaats in 1965 is lange tijd zo goed als geen onderhoud gepleegd, waardoor ze langzaam in vervat is geraakt. Graven zijn vernield, grafstenen gebroken en het geheel is overwoekerd door onkruid. In plaats van een cultuurhistorisch monu ment te zijn is de begraafplaats verworden tot een woestenij. De laatste maanden is er veel veranderd op en rond de begraaf plaats. Onder leiding van Evert Spee, opzichter Groen, Begraafplaatsen en Sportvelden van de gemeente Bergen, en Wim Taapken, lid van de Historische Vereniging Bergen NH, is een groep vrijwilligers begonnen met de restauratie, en het is goed te zien dat heel wat werk verzet is. De paden zijn weer begaanbaar en een aantal graven is gerestaureerd nadat ze eerst weer toegankelijk waren gemaakt. Vóór de begraafplaats weer in zijn oude luister hersteld is, zal er nog veel gedaan moeten worden. In dit stadium is het echter goed om een over zicht te geven van de geschiedenis van deze bijzondere begraafplaats. De schenking Allereerst is het nodig te weten dat Koning Willem I in 1825 een verbod uit vaardigde om begravingen in kerken en binnen de bebouwde kom uit te voeren. Vrij zeker zal dit verbod een redelijke overgangstermijn hebben gehad, want overledenen werden nog een aantal jaren begraven op het kerkhof van de Ruïne- kerk. Ook gebrek aan ruimte - de graven werden al na zeven jaar geruimd - maakte het inrichten van een nieuwe begraaf plaats noodzakelijk. De omwonenden van de Ruïnekerk hadden al eerder de wens geuit de begraafplaats uit het midden van de bebouwde kom te verwijderen - er werd vooral geklaagd over stankoverlast - en te verplaatsen naar een plek buiten de kom. Doordat de gemeente daarvoor geen grond beschikbaar had en grond moeilijk te verkrijgen was, kon dit nog niet ten uitvoer worden gebracht. Het was de familie Van Reenen die de benodigde grond, 'een stuk boscbland gelegen op de Zuidergeest en in de Kerk buurt der Gemeente Bergen, zijnde het Noordoostelijk gedeelte van het perceel Sectie A nommer 181a en het Zuidweste lijk gedeelte van Sectie A nommer 572, te zamen groot tachtig roeden en tachtig ellen door partijen waardig geschat op eene verkoopwaarde van vierhonderd tachtig gulden' aan de gemeente Bergen aanbood om daar een begraafplaats aan te leggen. De gemeente kreeg de benodigde grond gratis in eigendom mits die voor haar rekening behoorlijk tot begraafplaats werd ingericht. In de openbare raadsvergadering van 11 juni 1863 werd besloten een aanvraag tot vestiging van een nieuwe begraafplaats in te dienen ter goedkeuring door Ge deputeerde Staten van Noord-Holland. Deze goedkeuring verkreeg de gemeente op 25 juni 1863. De schenkingsakte, waarbij werd vastgelegd dat J.J.H. van Reenen grond afstond aan de gemeente Bergen 'teneinde aan te leggen tot en om voortdurend te dienen en te gebruiken als eene algemeene burgerlijke begraafplaats voor die gemeente,' werd op 8 oktober 1863 op het Hof te Bergen voor notaris Van Etten gepasseerd, in het bijzijn van burgemeester S.C.S. Holland namens de gemeente Bergen, en Evert Graafstal, kan toorbediende, en Cornelis Wokke, veld wachter te Bergen, als getuigen. De aanleg van de begraafplaats kon beginnen. De gemeentearchitect C. Stuurman Czn ontwierp een begraafplaats met een algemeen deel ten behoeve van protestan ten en niet-gelovigen, en een katholiek deel. Voorts was er een verdeling in le, 2e en 3e klasse, met een totaal van ongeveer 500 graven. Door ophoging van de graf velden werd de mogelijkheid geschapen van drie begravingen boven elkaar. Aan de linkerkant van de toegangsweg werd een baarhuisje gebouwd. Hier konden overledenen worden opgebaard. Men bracht er ook op het strand gevonden drenkelingen naar toe, voordat ze na onderzoek naar hun identiteit werden begraven. Ook bewaarde men er de baar. Tegen dit baarhuisje, ook wel lijkenhuisje, was een schuurtje gebouwd waar dood graver Willem Blokker, die in het dood gravershuisje op Spaanschepad 4 woonde, zijn gereedschap bewaarde. Aan het eind van de toegangsweg naar de begraafplaats staat een prachtig ijzeren hek met op beide palen een gevleugelde zandloper, het symbool van de verlopen de tijd. (Snivan^ van dun de Q$omma van TVi7TNTIG CENTS m vofdoemnj van cénjaar conZr iéu-Zte vezocflufdtad over Zïei jaar 7907voor ZïeZ onder fioud van eeil QTcit SZlo. t3 op de (SÈZj emeene élE3uzjezfj-/ce @J3ej.zaa^jfaaZo (e <^JSeijen. De Gemeente-Ontvanger, ZEGGE 0,20. j BURGER. Zij, die mochten verlangen TIE1V JABEiV kosten van onderhoud in eens en by vooruit betaling te voldoen, kunnen zich daartoe vóór 1 Jaüuabi a.s. vervoegen tot den Ontvanger. De jaarlijkse contri butie voor het onder houd van een graf was in 1902 twintig cent.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 1998 | | pagina 6