De Damlanderpolder: een kwetsbaar landschap Literatuur G.P. Alders, E.M. Eisma-Donker en F.D. Zeiler, Raadselachtig Rampenbosch. Hernieuwd onderzoek naar een kasteel tje' te Bergen (NH), in: Westerheem XL (1991), blz. 172-190 W.J. van den Berg, Kadastrale Atlas van Noord-Holland 1832, deel 3: Bergen, Haarlem 1990. E.M. Eisma-Donker, De boerderij van Ramp in de Damlander Polder, Bergen 1994. J. W. Nobbe en Th. C. Borst, Heerlijk Bergen!i, Bergen 1995. R. Roos, Bewogen kustlandschap. Duinen en polders van Noord-Kennemerland, Jubileumboek PWN), Haarlem 1995. Sj. Schaper, Anthonie van Zurck, René Descartes en het Oude Hof, in: Bergense Kroniek, jrg. 2 (1995), blz. 5-7. F.D. Zeiler (red.), Bergen, dorp vol monumenten, Amsterdam 1975, 1977. F.D. Zeiler, Hoog en Vrij. Schetsen uit de geschiedenis van de heerlijkheid Bergen tot 1798, Schoorl 1986. F.D. Zeiler, Twee herontdekte tekeningen van 'Rampenbosch', in: Bergense Kroniek, jrg. 1 (1994), blz. 25-28. F.D. Zeiler, Nollen, krochten, blinken. Duintoponiemen tussen Wijk aan Zee en Camperduin, z.pl. (Castricum) 1995. king hebben op de jonge steentijd (4000 jaar of ouder) als op de vroege middel eeuwen (Karolingisch, ca. 800). Waar schijnlijk vormen deze losse vondsten het topje van de archeologische ijsberg, aan gezien de tot Westdorper Veersloot ver graven beekmonding zeer oud is en de plek vanouds zeer aantrekkelijk moet zijn geweest om zich er te vestigen. Zekerheid daarover is alleen te krijgen met een zeer gedetailleerde veldverkenning c.q. boor- campagne. b. Historisch-geografische waarden Hierboven werd al aangegeven dat de bestaande twaalfde-eeuwse dijkwegen (Nesdijk en Wiertdijkje) een vroege fase in de strijd tegen het opdringende buiten water vertegenwoordigen. Dat ze gehand haafd zijn, houdt vermoedelijk verband met hun positie als waterscheiding tussen de (Damlander-)polder en de 'oningepol- derde landen' onder de Westdorper- en Zuidergeest. Tot ver in de twintigste eeuw waren het zogenaamde 'groene wegen', waarvan het grasgewas de geza menlijke grondeigenaren toekwam. Het Wiertdijkje heeft dit karakter van land weg het beste kunnen handhaven. Van de waterlopen moeten, behalve de beide Veersloten, ook de voormalige dijk- sloot van de Verlengde Nesdijk en de Roosloot worden genoemd. De dijksloot loopt vanaf het Paddenpad nog altijd een eindweegs in de richting van 't Sluisje en volgt daarbij het tracé dat op de kaart van Blaeu is weergegeven. De Roosloot is in meer dan één opzicht historisch. Oor spronkelijk moet deze vaart de afwatering zijn geweest van de noordwestelijk gele gen strandvlakte, die in de late middel eeuwen is dichtgestoven. Tot het begin van de vijftiende eeuw vormde de Roo sloot de grens tussen de heerlijkheden Bergen en Wimmenum. Daarna kwam Noord-Wimmenum, ook 't Woud ge noemd, aan de Heren van Bergen. Moge lijk houdt de naam van het water verband met deze functie; hij zou afgeleid kunen zijn van 'rooien' in de betekenis van 'een grens trekken'. In de zestiende eeuw sprak men overigens van 'Rampen Vaert', naar de toen al uitgestrekte bezittingen ter plaatse van de bouwers van het Huis Rampenbosch. Tegelijkertijd deed het De Molensloot loopt uit het westelijk deel van de Damlanderpolder met een grondduiker onder de Veersloot door naar de molen foto F.D. Zeiler). 20 water dienst als schulpvaart voor het ver voer van de via het Schulpslag aangevoer de schelpen naar de kalkovens bij Alk maar. In de zeventiende eeuw stond hier korte tijd een blauwpapiermolen. De laatste eeuwen heeft de Roosloot uitslui tend een waterstaatkundige functie gehad. Door de dijkaanleg is het overgangs gebied tussen geestgrond en laagland al vroeg van elkaar gescheiden. De twintig- ste-eeuwse woningbouw heeft dit ver schil nog duidelijker geaccentueerd. Nesdijk en Wiertdijkje vormen visueel en functioneel de grens. Er zijn twee gedeel ten waar de oorspronkelijke situatie min of meer is gehandhaafd. In het uiterste noordwesten, tussen de plaats van het voormalige 'Rampenbosch' en De Franschman, is de bebouwing veel min der dicht dan elders en gaan de beboste terreinen soepel over op het polderland. In feite is hier de situatie van vóór de aanleg van de 'plantage' van Ramp her steld. De tweede overgangszone bevindt zich bij het bos De Doorntjes tussen de Verlengde Doorntjes en het Paddenpad. Dit terrein is veel zandiger en droger dan het eerstgenoemde en geeft dan ook een veel duidelijker beeld van de wijze waar op de geest- of nollengrond (in dit geval met eikenhakhout) overging in de lager gelegen weidegrond. Dit is in Bergen nergens anders meer te zien.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 1998 | | pagina 22