84 gulden en 18 stuivers aan de chirurgijn te betalen. De municipaliteit bepaalde daarom op 15 juli 1801 dat deze rekening uit een fonds van 200 gulden van de Armenkas moest worden betaald. Een week later diende Van den Bcrgh nog een tweede rekening in van 93 gulden en 16 stuivers voor medische hulp aan Barrcman. In november was de zaak nog niet afgerond. De rekening bleef onbe taald en uiteindelijk werd de kwestie bij de Geneeskundige Toezichthouder van Noord-Holland, de Alkmaarse doctor medicinae De Sonnaville, gelegd. Deze stelde vast dat de chirurgijn een te hoge rekening had ingediend en speelde de zaak terug naar de municipaliteit. Ten slotte werd op 8 december vastgelegd dat Van den Bergh een som van 15 gulden in de Armenkas moest storten en dat hij maar 5 gulden voor de aan Barreman geboden hulp kreeg. Van den Bergh had hiermee zijn les nog niet geleerd, want een jaar later werd hij weer gevraagd voor de municipaliteit te verschijnen. Hem werd verboden de armen voor medische hulp en medicijnen te laten betalen, behalve dan bij speciale gevallen of ziek ten. Naast zijn gewone werk werd de chi rurgijn ook ingeschakeld bij het onder zoeken van onnatuurlijke sterfgevallen. Zo werd Van den Bergh op 9 november 1806 's morgens om 10 uur gesommeerd door schout J. Ivangh om een gerechtelij ke schouw te doen aan een lijk van een vrouw. Zij was uit het water gehaald ter hoogte van het Koedijkertolhek, aan de Jaagweg onder de banne van Bergen. Na onderzoek bleek dat de dood aan 'geenen anderen oorzaken is toe te schrijven, dan aan verstikking in het water'. Binnen de ruïnemuren van de Ruïne- kerk vinden we tegen de noordmuur Van den Berghs grafsteen, die oorspronkelijk het graf van de chirurgijn en zijn echtge note heeft gedekt. De vroedvrouw van Bergen Helaas hebben de vroedvrouwen in Bergen maar weinig sporen in de archie ven van vóór 1813 nagelaten. Van 1784 tot aan het begin van de Bataafs/Franse tijd worden drie vroedvrouwen in de archieven genoemd. In 1784 verhuisde ene Jan Mantel naar Bergen. Zijn vrouw, Hendrikje Kans, was vroedvrouw. Een tweede vroedvrouw wordt in de belas- tingregisters genoemd: Antje Blom, die tevens 'biersteekster' was. Maar uit de be talingen blijkt dat alleen een derde vrouw, Suzanna Klaver, officieel als vroedvrouw in Bergen werkzaam is geweest. Tot de 19c eeuw was de 'baarstoel' een onmisbaar uitrustingsstuk dat de vroed vrouw van de ene barende naar de andere meesleepte. Na de baring ging men in het kraambed om verzorgd te worden. De vroedvrouw maakte gebruik van diverse verloskundige instrumenten waar onder verlostangen. De keizersnede was in die tijd wel bekend maar gold als een lastige en zeer gevaarlijke operatie. Hiervoor was de toestemming nodig van de vroedschap. De vroedvrouw riep wel de hulp in van de vroedmccster of de lec tor als er bij verlossingen gevaarlijke situ aties dreigden. De vroedvrouw van Bergen verdiende meer dan de chirurgijn, althans aan vaste inkomsten. Het dorpsbestuur betaalde haar 37 gulden en 10 stuivers per kwar taal. Na de Engels-Russische invasie moest men in Bergen de tering naar de nering zetten. Suzanna Klaver merkte dit direct in haar beurs. In december 1799 betaalde schepen Jan Duineveld haar geen 37 gulden en 10 stuivers kwartaaltrakte ment uit, maar slechts 20 gulden wegens 'oorlogshandelingen'. Suzanna kreeg ook het jaar daarna maar een deel van haar traktement uitbetaald, in totaal maar 78 gulden 14 stuivers en 9 penningen in plaats van 150 gulden. In 1798 werden in Nederland en dus ook in Bergen commissies ingesteld die op de naleving van de nieuwe grondwet moes ten toezien. Hoogstwaarschijnlijk in het kader van deze strenge controles moest de vroedvrouw Suzanna Klaver voor de ,fc./ Een door de vroedvrouw veel gebruikte baar stoel uit de 77e-78e eeuw. Verschillende verlostangen die gebruikt werden tijdens moeilijke bevallingen in de 7Se eeuw. 78e eeuwse verlostangen (Alle afbeeldingen op deze pagina uit: H. Dupuis, een kind onder het hart, Amsterdam). 37

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 1998 | | pagina 37