een goede gezondheid en daardoor het
leven zo onzeker was, liet vrijwel ieder
een die enig goed of vermogen had door
de notaris een testament opmaken, meest
al ruim voor- maar soms pas aan het ziek
bed. Als dit niet was gedaan verviel al het
bezit - volgens het geldend burgerlijk
recht - aan de naaste verwanten.
Bergens chirurgijns
De rond 600 inwoners van Bergen wer
den door één chirurgijn behandeld. Deze
werd via een advertentie in de Haarlem-
sche Courant en een daaropvolgend solli
citatiegesprek met het dorpsbestuur aan
gesteld tegen een vast bedrag per half jaar,
namelijk twintig gulden, uit te betalen in
de maanden februari en juli. Daarnaast
moesten de patiënten ook zelf voor de
geneeskundige hulp en verschafte medicij
nen betalen. In het geval van armen en
wezen werd er betaald door de diaconie
of door het burgerlijk armenbestuur.
In de jaren tussen 1777 en het eind van
de Bataafs/Franse tijd hebben de Bcrge-
naren in totaal vier chirurgijns zien
komen en gaan. Na meer dan dertig jaar
dienst werd de oude dorpschirurgijn Dirk
van Ulsen in 1777 door Willem Hofdijk
vervangen. Hofdijk was in Graft geboren
en verdiende zijn kost tevens als bierste
ker (biergroothandclaar). Hij was ge
trouwd met Trijntje Abrams Smit. Ze
hadden twee kinderen: Willem, geboren
op 25 april 1779 en Jan Abram, geboren
op 11 januari 1781. In 1784 werd hij in de
dorpsbclasting aangeslagen voor het bezit
van een koe en twee paarden, te weten
116 gulden. Willem Hofdijk wordt in de
archieven genoemd als hij in 1777 een
rekening van tien gulden indient wegens
het 'cureren' en genezen van de hoofden
van weeskinderen in Bergen. Hofdijk ver
trok in 1789 naar Noord-Beveland in
Zeeland.
De vacante post werd ingevuld door
de chirurgijn en apotheker Cornelis
Rondhout, geboren te Enkhuizen. Hij
werd vrij hoog in de belasting aangesla
gen, waaruit men mag concluderen dat hij
redelijk gefortuneerd was. Rondhout was
getrouwd met Engeltje Christina
Bernhard. Zij kregen twee kinderen,
waarvan de eerste op de leeftijd van 18
maanden stierf.
Vechtpartij
Op dinsdag 5 februari 1793 's middags
tussen twaalf en één uur, na afloop van de
houtveiling te Oostdorp, werd Rondhout
geroepen om een gewonde bij een uit de
hand gelopen ruzie te verzorgen. Op die
dag waren Simon Wildeboer, die hout
had geveild, en diens schoonzoon Jan
Kluft, deurwaarder, onderweg naar huis
even bij de herberg van kastelein Arie
Oldenburg gestopt om een borrel te drin
ken en wat na te praten. Vader en
schoonzoon kregen een woordenwisse
ling die zo hoog opliep, dat Simon in een
uitbarsting van woede zijn schoonzoon
met een aarden vuurtest op het hoofd
sloeg. De wond bloedde hevig en de kas
telein liet meteen de chirurgijn komen.
Cornelis Rondhout constateerde dat Jan
een open wond aan de linker zijde van
zijn hoofd had met een lengte van 1 14
duim (circa 3 cm) en een kwetsing aan de
Vena Temporalis (ader die langs de slaap
loopt), waarbij 'eene zeer groote uitbars
ting van bloed' was opgetreden. Hierdoor
kon de chirurgijn niet vaststellen hoe diep
de wond was. Het enige wat hij kon doen
was de bloeding met een verband probe
ren te stelpen.
In het voorjaar van 1795 besloot
Rondhout om weer terug te gaan naar
Enkhuizen, waar hij chirurgijn werd in
het Militair Hospitaal. In datzelfde jaar
was in Bergen de Burgersociëteit opge
richt. Rondhouts opvolger zou in deze
Sociëteit een belangrijke functie bekleden.
Concurrentie
Naar aanleiding van een oproep in de
Haarlemsche Courant solliciteerde Arend
Puffius naar de vacante plaats van chirur
gijn, waarna hij kort daarop, namelijk op
20 juli bericht ontving van de secretaris
van de Heerlijkheid, Joost Ivangh, dat hij
was aangenomen. Mede met goedkeuring
van de Burgersociëteit werd deze Zaanse
apotheker en chirurgijn tot de opvolger
Ontvangstbewijs van
chirurgijn Arend
Puffius voor een jaar-
tractement van
f 40.-.-. (Oud Archief
Bergen, inv.nr. 47).
van Rondhout benoemd en verhuisde met
zijn gezin naar Bergen. Hij begon zijn
praktijk op 4 augustus 1795.
Behalve voor ontvangst van een jaar
traktement en een enkele rekening voor
geleverde medicijnen wordt Puffius niet
in de notulen van de municipaliteit
genoemd. Daarentegen was hij al voor de
aanvang van zijn praktijk als chirurgijn in
Bergen actief als secretaris van voornoem
de Sociëteit. In een van de notulen van
een vergadering van deze Sociëteit vinden
we een schrijven waarin de chirurgijn
Puffius zich beklaagt bij de municipaliteit
over de 'oneerlijke' concurrentie die hij
ondervindt in Bergen bij het uitoefenen
van zijn beroep als barbier. Het was in
die tijd namelijk gebruikelijk dat de
plaatselijke chirurgijn tevens een 'scheer
winkel' beheerde. Kennelijk oefende hij
het beroep van barbier reeds uit. Maar er
waren diverse vreemdenja zelfs eenige
meede ingezetene' in het dorp die zijn
barbierspraktijk ondermijnden. Puffius
verzoekt in het schrijven aan de munici
paliteit of zij hem als barbier 'een formeel
bewijs van voorrecht' willen geven. Op 22
juli 1795 antwoordt de municipaliteit aan
de Sociëteit dat zij aan dit verzoek geen
*£7' d-c ref e Aw-i.
/c~eJTi
- 'fi/J 7z/ 7 Z/ *41' *.7*1
P/ tP
~/j c' bc-tt.
itv/ifZlsr/r. y i jj
i.
T/4
C f-Cut i