Hier werd blijkbaar streng de hand aan gehouden, want in het archief bevindt zich een presentielijst van de paarden markt van 23 augustus 1803 waar niet minder dan 67 Bergense burgers met hun paard worden opgesomd. De ijk van maten en gewichten Naast een eerste klas stier was ook het ijken van de maten en gewichten voor de boeren zeer belangrijk. Om de vijf a zeven jaar kwamen de ijkmeesters met hun gereedschappen uit Alkmaar en moest iedereen die maten of gewichten gebruikte bij de verkoop van zijn waren, deze laten ijken. De boeren die uitslui tend vee hielden, brachten een boterkop met een sleepje (een melkmaat) ter ijking. De boeren die tevens bouwland hadden lieten ook nog een 1/2 aggelen (een graan maat) ijken. Dit alles wijst erop dat boter en graan, en in mindere mate (karne)melk aan huis verkocht werden. De kaas (men maakte Edammerkaas) werd in Alkmaar naar de markt gebracht. De zuivere vee boeren vindt men vooral in de Berger- meer, in de rest van het dorp is het ge mengde bedrijf eerder regel dan uitzonde ring. Ook veel andere beroepen herkent men aan de maten en gewichten die ter ijking werden aangeboden. Kastelein Arie Oldenburgh kwam met drie wijnmaten, drie grote en negen kleine kannen. Zijn collega Eloeben bezat ook nog een halve pint en diverse bierkannen. Bakker Klaas Noordwest had een schepel (een graan maat) en diverse gewichten in huis. Enkele maten en gewichten: Morgeneen vlaktemaat. In Bergen werd meestal de Rijnlandse morgen (0,85 ha.) aangehouden. De Alkmaarse morgen was 0,67 ha. Boterkop: 617,5 gram. Mengel: een melkmaat, 1,8 liter. Sleepje: een melkmaat, 0,9 liter. Achel: een graanmaat, 41,8 liter. In Bergen schreef men aggelen. Metje: een inhoudsmaat, niet voor alle waren even groot. Een aardappelenmetje, 2,6 liter. Schepel: inhoudsmaat voor droge waren, per plaats verschillend, ongeveer 33 liter. Tot besluit Bergen was rond 1800 beslist geen rijk dorp. We zagen dat de helft van de huis gezinnen nauwelijks bezit had. De basis van de economie was de koe, hier was iedereen - direct of indirect - van afhan kelijk. De vier aanvallen van de runder pest die in de 18e eeuw in Noord- Holland woedden, moeten voor ons dorp dan ook rampzalig zijn geweest. In die tijd liep de bevolking terug. Van der Woudc (1972) berekent voor het Noorderkwartier (dat hij helaas laat ein digen bij de lijn Wimmenum-Alkmaar, Bergen valt er dus net buiten) dat de bevolking tussen 1622 en 1795 in het duinkavel met 1/3 terugliep, terwijl de bevolking in de Zaanstreek als gevolg van de industrialisatie opliep met 25%. Weliswaar gelden deze getallen voor Castricum-Egmond-Wimmenum, maar we mogen aannemen dat de ontwikkeling in Bergen daarvan nauwelijks afweek. Terwijl in Noord-Holland als geheel de bevolking in de Franse tijd daalde, vooral in de industriegebieden en de ste den, zien we in Bergen de bevolking toe nemen; tussen 1796 en 1809 met 70 perso nen, ofwel 12,5 In verhouding tot grote delen van het land had men het hier blijkbaar niet zo slecht. Sinds het midden van de 18e eeuw gingen de prijzen van de agrarische pro ducten voortdurend omhoog, zodat er bij degenen die de runderpest hadden door staan weer enige financiële reserve zal zijn gegroeid. In 1810 klaagt de dijkgraaf van de Bergermeer weliswaar over de slechte prijzen voor kaas, boter en granen, maar met slechts 25 armlastigen stak Bergen bepaald gunstig af bij de verschrikkelijke armoede die toen in de steden heerste. Het zou wel eens kunnen zijn dat de invasie van 1799 voor Bergen zelfs een economische stimulans is geweest. Er was tijdelijk veel werkgelegenheid; levering van goederen en diensten aan de legers, begraven van lijken van mensen en paar den, herstel van beschadigde gebouwen. Dit werd weliswaar zeer onvoldoende door de landsregering betaald, net zoals de vergoeding voor de overige oorlogs schade, maar toch kwam er geld binnen. Bovendien bleef de agrarische productie doorgaan. De conclusie lijkt gerechtvaar digd dat, economisch gezien, de Bataafs- Franse periode voor Bergen weliswaar niet gunstig was, maar beslist niet zulke vreselijke gevolgen heeft gehad als in de rest van het land. 9 Bronnen Regionaal Archief Alkmaar: Oud Archief van de gemeente Bergen NH, inv.nrs. 10, 23, 69, 71, 301, 302, 304, 303, 311. Rijksarchief in Noord-Holland, Haarlem, inv.nrs. 371, 383, 386, 419. Literatuur J.M. Verhoeff De oude Nederlandse maten en gewichten. Amsterdam 1983. Volkstellinge in de Nederlandsche Republiek uitgegeven op last der- Commissie tot het ontwerpen van een plan van constitutie voor het Volk van Nederland, 1796. A.M.van der Woude, De consumptie van graan, vlees en boter in Holland op het einde van de 18e eeuw. A.A.G. Bijdragen 9 (1963), p. 127-133. A.M.van der Woude, Het Noorderkwar tier. Een regionaal historisch onderzoek in de demografische en economische geschie denis van westelijk Nederland van de late middeleeuwen tot het begin van de 19e eeuw. Deel I, II en III. A.A.G. Bijdragen 16 (1972).

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 1998 | | pagina 17