hun keus, en de kwaliteiten van de nieu we stier zullen uit en te na besproken zijn overal waar twee boeren elkaar ontmoet ten. De burgemeesters gingen altijd met z'n tweeën naar de Beemster, en het gebeurde bijna ieder jaar. De dorpsveror dening verbood het gebruik van een stier ouder dan vijf jaar. Het saldo van ver koop en koop was meestal net genoeg om de reis- en verblijfkosten van de beide burgemeesters en het drijfloon voor twee personen te dekken. Tientallen jaren lang was Jan Baan de bulloper. In 1798 werd hij vervangen door Jacob Min. Het dorp betaalde de stieren, het onderhoud aan de stal, de veearts en duur krachtvoer (hennepkoeken en lijnkoe ken). De bulloper ontving geen salaris, maar inde voor iedere koe die gedekt werd acht stuivers, het zogenaamde rij - loon. Hiervan moest hij één stuiver afdra gen aan de dorpskas en de knechten. Het onderhoud van de stieren kwam voor zijn rekening. Het dorp ontving tussen 1797 en 1805 aan rijloon jaarlijks 29 tot 35 gul den. De inkomsten van de bulloper bedroegen in die jaren dus het zevenvou dige van deze bedragen: 203 tot 245 gul den. Zelfs als men bedenkt dat de knech ten jonge jongens waren die in de stal sliepen lijkt dit niet echt veel geld. Om de inkomsten veilig te stellen was iedere inwoner verplicht gebruik te maken van de dorpsstieren. Al in 1769 was er een speciale keur uitgevaardigd tegen het gebruiken van stieren van bui ten Bergen. De reden was dat er vooral in de Bcrgermeer regelmatig een stier uit Alkmaar werkzaam was. Toch werd de maatregel wel ontdoken. Op 31 januari 1798 klaagt bulloper Min over het gebruik van een vreemde bul. Daarop werd op 14 februari de weduwe De Moor ontboden bij het dorpsbestuur en 'dezel ve onderhouden over 't rijden der koeijen niet van 's Dorps maar van de buiten off Wimmenummer Stier', en Jacob Godijn werd aangezegd dat hij geen gebruik meer mocht maken van de Koedijker stier. De paardenmarkt Na de val van de Republiek in 1795 kwam het tot een belangrijk nieuw initia tief op economisch gebied in Bergen. Al in de vergadering van 3 februari 1796 besloot het dorpsbestuur op de woensdag voor Pinksteren een voorjaars-paarden- markt te houden en op 22 augustus een najaars-paardenmarkt. Deze data waren nog niet definitief. Het volgende jaar zou men weer verder zien. Het opmerkelijke is, dat de dorpsbestuurders meteen be paalden dat iedere burger die in het bezit was van een of meer paarden verplicht was een paard op de markt op te brengen en wel 's morgens van 10-12 uur. De boete op niet deelnemen werd vastgesteld op 10 stuivers ten behoeve van de armen. Gezicht op Koedijk. Aan de overkant van het kanaal een boer met een stier. (Penseel in grijs door G. Boomkamp. Foto Gemeente Archief Alkmaar).

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 1998 | | pagina 15