gemeente gestuurd hebben voor de aanleg van riolering. Vaak waren deze onderte kend met bekende Bergense namen. Er werden allerlei motieven aangedragen. Zo wilden de bewoners van de Kruisweg graag, dat er een buis kwam in de beek naast de weg, omdat die in droge tijden een vuilnisbelt werd (1918). Dit werd afgewezen (te duur), net als in 1911 al gebeurd was met de aanvraag om dubbel puntdraad op de wal van de beek te plaat sen om te voorkomen dat er vuil in werd gegooid. Die beek werd trouwens in 1920 gedempt. Vaak ook werd meteen om be strating of verharding van de weg gevraagd. De gemeente behandelde het allemaal vrij terughoudend. De bestrating van de Beemsterlaan moest bijvoorbeeld wachten tot het materiaal goedkoper werd. Een inwoner was bang dat er riool water in de waterleidingbuis door kon dringen. Hij werd gerustgesteld. Er heer ste in de waterleiding een druk van drie atmosfeer. Daar kon het rioolwater niet tegenin. Veel geschrijf was er ook met de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maat schappij (hysm) over de buizen die onder de tramrails door moesten. Het mochten geen cementbuizen zijn; ze moesten van beton zijn. Het vaste afval werd opgehaald door een vuilnisdienst. In 1918 werd de vaalt aan de Nesdijk - net voorbij Damland - pal naast de weg, verplaatst naar een sloot langs de Baakmeerdijk, die hiermee gedempt werd. Drinkwatervoorziening Een ander aspect dat te maken had met de openbare gezondheid betrof de drinkwa tervoorziening. Al vanaf 1885 werd aan de duinen water onttrokken ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Zo voor zag de Alkmaarsche Waterleiding de Alkmaarders van helder water uit de Bergense duinen. Ook de Bergenaren profiteerden hiervan; op twee plaatsen (Het Huis met de Pilaren en aan de (Oude) Bergerweg waren tappunten waar de Bergenaren hun benodigde hoeveel heid drinkwater konden kopen. Natuurlijk bleef in die tijd een groot deel van de inwoners hun drinkwater halen uit de sloot of regenbak. In 1911 werd een tweede hoofdbuis aangelegd, bestemd voor het transport van drinkwater naar Alkmaar. In 1918 ondernam het provinciaal bestuur van Noord-Holland pogingen om te komen tot overname van zowel de Alkmaarse als de Zaanlandse Waterlei ding. Dit resulteerde in de oprichting per 1 januari 1920 van het Provinciaal Waterleidingbedrijf voor Noord-Holland (PWN), die tevens als beheerder van het duingebied functioneerde. Straatverlichting; gebruik petroleum Ook in het geval van de openbare straat verlichting wilde de gemeente eerst graag horen over dc ervaringen in andere gemeenten. Zo ontvingen ze in mei 1900 een afschrift van de bepalingen omtrent de straatverlichting in Velsen. Hiervan werd dankbaar gebruik gemaakt. In sep tember 1901 bedankte dc gemeente Heiloo Bergen voor hetzelfde afschrift. In september 1900 gaf B. en W. een leidraad voor aansteken en blussen van de straat verlichting, de levering van petroleum, kousen of glazen en het schoonhouden hiervan. Tijdens volle maan en de acht nachten ervoor en erna was er minder verlichting. Er werd niet vermeld wie in 1901 de lantaarnopsteker was, maar het archief bevatte wel een rekening voor 1.000 liter petroleum, 33 pak lucifers (voor 1,95), pitten en glazen; in totaal 97,06. In 1902 werd van drie inschrijvingen het werk van lantaarnopsteker gegund aan L. Kleverlaan voor 230 per jaar. Zijn borgen waren A. Bogtman, schildersbaas en J.A. Tuynman, timmerbaas. De 19 lan taarns brandden van zonsondergang tot 24.00 uur 's nachts; tijdens dc kermis tot 04.00 uur. De gemeente had een abonne ment op lantaarnstaatjes, waarop aangege ven was wanneer de lampen aan en uit moesten. Na volle maan soms slechts 1,5 uur brandend. Van 1908 tot 1913 zijn deze staatjes nauwkeurig ingevuld met de actuele tijden. Op 1 mei 1904 waren er in Bergen 23 lantaarns.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 1997 | | pagina 21