J.G.&H. MULDER. Ef\BFUEK/\NTEN. UTRECHT. bermen publiekelijk verpachten. Omdat de weg door de Bergermeer liep - hij werd door hem dan ook Meerweg genoemd - meende de dijkgraaf dat de bermen eigen dom van het waterschap waren. Het kwam tot een rechtszaak en de rechter besliste dat de bermen bij de weg hoorden en dat het waterschap er geen zeggen schap over had. Op geregelde afstanden aan de kant van de weg werden hokken geplaatst, waarin grind lag voor het onderhoud van de weg. In maart 1904 werd besloten het gehele paardenpad te verstraten. Men dacht 9000 stenen nodig te hebben. Het werden er 20.000 meer, omdat de meeste stenen uit het pad er als puin uitkwamen. In 1906 werd de 'pap' van het afronden van de oostelijke berm gebruikt voor ver betering van de Loudelswcg en het Jan Jacoblaantje. In februari 1909 verzocht de directie van de Wilhelmina zuivelfabriek, om de straatweg tot de Veerbrug (740 m) door te trekken. In december van dat jaar ontving de gemeente een verzoekschrift van 126 inwoners om de hele weg te bestraten. Later werd hier een adhesiebe tuiging van de ANWB aan toegevoegd. In 1911 was de weg door dooi zeer papperig en in 1912 werd verbetering aanbesteed. Op 18 maart 1912 adviseerden Burge meester en Wethouders de gemeenteraad om de weg eerst maar eens tot aan de de Veerbrug te bestraten en de rest te verhar den met basaltslag. In 1913 werd uitein delijk de hele weg bestraat. De grindspe- cic moest er toen weer uitgehakt worden en op hopen worden gelegd. Dit zou gebruikt worden voor de aanleg van een fietspad van 60 cm breed (aan de westzij de). Per dag moest 50 m weg gereed komen. In 1919 kwamen er onder andere van de ANWB klachten over het rijwiel pad. In januari 1920 werd het rijwielpad aan de oostzijde aanbesteed. Kort daarop ging de Bergerweg over in eigendom van de gemeente Bergen en op 1 januari 1921 werd de tol opgeheven. Met het moderniseren van het wegen net in en rond Bergen was veel geld gemoeid. Particuliere wegeigenaren voel den er over het algemeen niet voor om daar veel geld aan uit te geven; het was bepaald niet lucratief. Er kon lang niet overal tol worden geheven en de hoogte van de tol kon ook niet te veel worden opgevoerd. De inkomsten waren daarmee aan beperkingen onderhevig. Het bezit van een weg kon een dure zaak worden. Het verwaarlozen van het onderhoud was ook al geen aantrekkelijke optie, omdat dit een regen van klachten veroorzaakte. Veel particuliere wegen werden dan ook voor een symbolisch bedrag verkocht aan de overheid. Ook de 'Heer van Bergen', de heer Van Reenen, was het eigendom van veel wegen in Bergen liever kwijt dan rijk. Successievelijk werden ze (inclusief de bermen) voor één gulden verkocht aan de gemeente. Wegen werden steeds meer gezien als openbare voorzieningen, waar voor de overheid diende te zorgen. De overheid kon bovendien via belasting heffing het geld voor wegenaanleg en onderhoud vergaren. Dat hoefde dan niet meer via tol te gebeuren. De onderhouds kosten waren hoog. Behalve de Berger- weg, de Heerenweg, de Dorpsstraat en rond de Ruïne waren het grotendeels zandwegen. Sommige waren verhard met grind, steenslag of basaltslag. Bestrating liet soms erg lang op zich wachten, vaak pas ver na 1920. Rond 1912 werd de Breclaan door de gemeente overgenomen. De Stroomcrlaan, aangelegd in 1914, begin af bestraat, terwijl een deel van de Hoflaan nog niet eens verhard was. Een andere zorg was het stof en het stuiven van veel wegen.Hiervoor werd in 1919 een sproei- en iets later een straat veegmachine gekocht. In het archief zijn de mooi uitgevoerde offertes nog te vin den. Ook is daar een uitgebreide corres pondentie met allerlei gemeenten. Zo wilde Bergen van de Amsterdamse Dienst Gemeentewerken weten, of ze niet een tweedehands sproeiwagen hadden! De levering van een nieuwe sproeiwagen geschiedde door de firma Geesink uit Weesp. Hun model kon getrokken wor den door één paard.Het was een wagen met tank. Er is toen al een milieurapport uitgebracht. Op een vraag van de gemeen te of chloorcalcium als bindmiddel voor stof gebruikt kon worden schreef de Nederlandsche Heidemaatschappij, dat het onschadelijk was voor de planten langs de weg! Een watersproei wagen van de firma Mulder in Utrecht Ifoto gemeentear chief Bergen 1811- 1921, inv.nr. 494). kwam pas na 1920 in handen van de gemeente. De wegen rond de Wilhelmina- laan nog later. Deze laan dankt zijn naam niet direct aan de toenmalige koningin, maar werd op verzoek van een bewoner zo genoemd, omdat een directielid van de Wilhelmina zuivelfabriek daar woonde. Twee vliegen in een klap dus! In 1918 werd de Stationsstraat overgenomen en tussen 1918 en 1921 de Zuidergeest. In de nieuwe wijken, zoals het Van Reenen- park, de Dr. Van Peltlaan en omgeving gebeurde dit pas wanneer de bouwmaat schappij de wegen goed afleverde, om streeks 1919. Deze wegen waren van het Waterwegen De belangrijkste waterweg was het Noordhollands Kanaal. Daar is sinds 1900 weinig aan veranderd. Wel was er toen meer scheepvaartverkeer dan nu. De laad- en losplaats bi) de Koedijker Vlot brug werd veel gebruikt, vooral voor het brengen van materialen voor wegen en huizenbouw. De oudst bekende waterweg was de Bergerringvaart. De belangrijkste functie van deze vaart was het regelen van de waterhuishouding van de Bergermeer. Toch is er ook altijd scheepvaartverkeer geweest. Dit blijkt onder andere uit een verzoek van het polderbestuur om geza-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 1997 | | pagina 17