Begraafplaatsen
In 1920 kreeg het dorp de beschikking
over een nieuwe, ruim aangelegde be
graafplaats aan de Kerkedijk. In de inlei
ding werd reeds verteld, dat in 1864 de
oude begraafplaats aan de Ruïnelaan was
aangelegd. In de tijd daarvóór werden de
overledenen op het kerkhof rondom of in
de Ruïnekerk begraven. Hierbij zij aange
tekend, dat deze kerk vóór 1574 een nog
uitsluitend katholiek bedehuis was en de
naam Petrus en Paulus-kerk droeg. De
kerk werd in 1574 door de troepen van
Diederick van Sonoy in brand gestoken.
Het koor werd 20 jaar later hersteld en na
de Reformatie, toen het katholieke volks
deel onder druk kwam te staan, door de
hervormden in gebruik genomen.
Gewoonlijk kregen in de kerk de promi
nenten hun laatste rustplaats, vooral
onder de vloer van het koor. Dit 'begra
ven in de kerk' zal overigens in de zomer
voor de kerkgangers geen genoegen
geweest zijn, wanneer zij zich wijdden
aan hun devotie. In de Kroniek van de
Grote Sint Laurens-kerk Alkmaar lezen
we: 'Bovendien hing er vaak een nogal
penetrante lijkengeur in de kerk'. Daaraan
hebben we de uitdrukking 'een rijke stin
kerd' overgehouden.
Buiten de kerk werden de overigen
begraven op het kerkhof, dat gelegen was
op de enigszins verheven stuwwal binnen
de nu nog bestaande ringmuur rond de
kerk. Het zal voor de katholieken toen
een niet zo'n aangename gedachte zijn
geweest, dat hun geloofsgenoten met de
reformatorische Christenen op hetzelfde
kerkhof begraven moesten worden. De
ringmuur had twee brede toegangen tot
het kerkhof, één ten westen en één ten
oosten van het kerkgebouw. Naar deze
ingangen liepen de doodwegen, die van de
buurtschap Westdorp langs de Kerkelaan,
later de Hoflaan, naar de poort aan de
Oude Prinsweg. De doodweg van de
buurtschap Zanegeest, de Russenweg,
kwam uit bij de brede poort bij de
Rustende Jager, evenals de doodweg van
de buurtschap Oostdorp. Van deze weg is
de naam Oostdorper-doodweg blijven
bestaan tot 27 januari 1911, toen op ver
zoek van de bewoners de gemeenteraad
besloot deze naam te wijzigen in Karei de
Grootclaan naar de stichter van de dood
wegen, Keizer Karei de Grote(10).
In 1827 vaardigde Koning Willem I
een verbod uit om met ingang van 1829 in
kerken en binnen de bebouwde kom te
begraven. In Bergen maakte men geen
haast. De nieuwe begraafplaats ontstond
pas in 1864 aan de toenmalige School
straat, nu de Ruïnelaan. De lezer dient
zich te realiseren, dat de begraafplaats
zich in die tijd buiten de bebouwde, dus
bewoonde, kom van Bergen bevond,
zoals het genoemde verbod voorschreef.
Bij de inrichting ervan bepaalde het
gemeentebestuur, dat het noordelijk deel
bestemd was voor katholieke overledenen
en het zuidelijk deel voor algemeen
gebruik; hier bevindt zich ook het graf
voor leden van de familie Van Reenen.
Op de begraafplaats werden tijdens de
Eerste Wereldoorlog ook Duitsers uit het
interneringskamp aan de Breelaan begra
ven. Langzamerhand raakte het er te vol,
waardoor in 1918 plannen gemaakt wer
den voor de aanleg van een nieuwe be
graafplaats aan de Kerkedijk. Met toewij
zing van het zuidwestelijk deel aan de
rooms-katholieke parochie werd deze
begraafplaats in 1920 in gebruik genomen.
Petrus en Pauluskerk
In 1924 werd de aan de Dorpsstraat
staande rooms-katholieke Petrus en
Pauluskerk ingewijd. De grond waarop
de kerk staat, werd al in 1809 door de
parochie in eigendom verkregen, nadat in
datzelfde jaar de tot dan toe gebruikte
schuilkerk door brand werd verwoest.
Deze schuilkerk zal door de katholieken
van Bergen omstreeks 1575 zijn gesticht
en moet voorzover bekend ter hoogte van
de Achterweg hebben gestaan. Op het
aangekochte terrein aan de Dorpsstraat
werd in 1810 een eenvoudig kerkgebouw
opgetrokken, waarvoor na afbraak ver
volgens een grotere kerk in de plaats
kwam (1867). Aangezien ook deze niet
meer aan de te stellen eisen kon voldoen,
werd in 1923 tot vervanging besloten. In
het daaropvolgend jaar kon de door de
Bergense architect J.C. Leijen in gotische
stijl ontworpen kerk in gebruik worden
genomen.
Autobusdiensten
Over de komst van het gemotoriseerd
vervoer in Bergen, werd hiervoor al het
een en ander verteld, onder meer over de
vrachtdiensten. Vanzelfsprekend kreeg
het personenvervoer ook aandacht. Er
werden pogingen ondernomen om open
baar vervoer, met een regelmatige auto
busdienst tussen Bergen en Alkmaar, tot
stand te brengen. Van 1920 af zijn er ver
schillende ondernemers geweest, die
getracht hebben autobusdiensten op te
zetten. De meesten hebben slechts kort,
hooguit vijf jaar kunnen bestaan, waarna
ze werden overgenomen dan wel opgehe
ven. De eerste onderneming die tussen
Alkmaar en Bergen opereerde was de in
Alkmaar gevestigde Auto-omnibus
Onderneming Alkmaar Omstreken, die
in 1920 werd opgericht en tot 1925
bestond. In het jaar 1924 ontstond de
Luxe Daag Auto-Omnibusdienst waarvan
de ondernemers B. Min en A. Schalkwijk
waren. In 1926 werd A. Schalkwijk alleen
eigenaar van deze onderneming, die toen
de naam verkreeg van de Noord-
Hollandse Autobus Dienst Onderneming
De Russenweg richting Breelaan, 1918. Vroeger
werd de Russenweg de 'Doot-wegh van Saene-
gheest' genoemd omdat langs deze weg de
overledenen naar de begraafplaats in en om de
Ruïnekerk werden vervoerd (fotoarchief Piet
Mooi], Bergen NH).
13