Bergen voor en na 1900, een breed overzicht EERSTE JAARGANC. No. 1. VRIJDAG 3 JUNI 1910. REDACTEUR-UITGEVERC. NANNES GORTER. BUREAU: „DE NIEUWE COURANT", ALKMAAR. eigen informatiebureau, dat geopend werd in 1922. Begonnen werd ook met het organiseren van openluchtvoorstellin gen. Deze werden gehouden in het Maesdammer Hof, het bos tegenover Kranenburgh. In 1924 organiseerde de VVV het eerste bloemencorso, dat daarna elk jaar werd gehouden en pas zijn einde vond in 1952. Sinds 1926 werd elk jaar op de eerste woensdag van augustus de kom van het dorp geïllumineerd met lampions, een evenement dat nog steeds plaatsvindt. Deze verlichtingsavond heeft altijd in de regio grote belangstelling genoten en elke zomer weer komen die avond duizenden mensen naar Bergen. In 1925 overleed mevrouw M. van Recnen-Völter. Zoals uit het hiervoor- gaande blijkt, wist zij samen met haar man een groot aantal voorzieningen te realise ren die vitaal waren voor het ontstaan en de groei van het toerisme. Zij was het ook, die het initiatief nam dat leidde tot het ver schijnen van de Badbode. Verdere uitbreiding Terug weer naar de uitbreidingen van het dorp. Circa 1916 gaf de Amsterdamse tegelfabrikant A.M.A. Heijstee vijf begin nende architecten uit de Amsterdamse School de kans zich uit te leven in een deel van een tot dan onaangetast bosge bied in Bergen, gelegen tussen de Studler van Surcklaan en de Lijtweg. Daar moch ten zij een 16-tal landhuizen naar eigen inzicht ontwerpen. Zij werden vrijgelaten in hun keuze van vorm en verkaveling. Het kan voor een beginnend architect wel als een droomopdracht gezien worden, wanneer je een villa naar eigen smaak en goeddunken mag ontwerpen, zij het dat bij de creatie de zakelijke kant niet uit het oog mocht worden verloren. Over het resultaat, Park Meerwijk, een openlucht museum van de Amsterdamse School, opgeleverd rond 1918/19, bleek de kritiek verdeeld. In zijn boek Bergen, dorp vol monumenten schrijft F.D. Zeiler: 'Dit experimentele villapark is een zeldzaam voorbeeld van villabouwkunst. Platte grond en opbouw van deze huizen zijn dan ook stuk voor stuk uniek. Naast de rode miskleurige steen voor de muren en de vele tegels ter bekleding van het interi eur, werd voor de gevels veel hout aange wend en kregen vrijwel alle huizen een rieten dak'. De volksmond evenwel sprak over 'die gekke woningen'. Deze kunst scheppingen werden toen dus nog veelal als een 'rariteit' gezien. Ook nu nog ech ter trekt de bouwwijze extra aandacht en het is de leek met weinig interesse op bouwgebied, die deze als min of meer zonderling zal afdoen. Uiteraard bleef de verdere uitbouw van het dorp gepaard gaan met het aan vragen en toekennen van bouwvergunnin gen. Dat het gemeentebestuur toen al vasthield aan een bouwvergunning ook voor elk eenvoudig bouwsel, kunnen we zien aan de in 1913 verleende vergunning op de aanvraag van J. de Waard voor de bouw van niet meer en niet minder dan een 'koe-boetje' bij de verplaatsing van zijn boerenbedoening van de Natteweg naar het Jichtpad. Om de lezer volledig in te lichten: de vergunning werd verleend; maar waar was nu dat Jichtpad? Het was de naam van het pad waarover nu de weg loopt, die de naam Filarskiweg draagt. Rechts liep het langs de toenmalige groente- en bloemkwekerij 'Bergen Nurseries', links zullen enkele (keuter) boerderijtjes hebben gestaan. Aan het eind van het pad, rechts, stond en staat een boerderijtje (midden 19e eeuw), nu verbouwd tot woonhuis, dat beschreven wordt in het boek Bergen, dorp vol monumenten van F.D.Zeiler. Het Jichtpad sloot daar af met een damhek, want daarachter was weiland, waarop later de wijk Tuindorp zou worden gebouwd. Nog verder stond de in 1903 gebouwde kalkzandsteenfabriek. De genoemde wijk ontstond toen omstreeks 1920 P. Boendermaker, de kunstverzame laar, met D.A. Klomp, de journalist, op het daar liggend terrein langs de Kogendijk, circa 30 woningen in blokken van twee lieten bouwen. Verschillende straten van de wijk dragen de namen van kunstschilders van de Bergense School, vandaar dus ook de naam Filarskiweg. Deze naamgeving houdt uiteraard ver band met de twee eigenaren van de bedoelde woningen, die beiden immers zoveel met de Bergense School van doen hadden. Aan de overzijde van de Kogendijk kocht het gemeentebestuur in die tijd grond aan voor woningbouw van de land man J. Louwe. In de notulen van een raadsvergadering die hierover werd gehouden, staat te lezen: 'aangezien de woningnood dermate is toegenomen, dat bij gebrek aan particulier initiatief nood zakelijkerwijze tot de bouw van een 16 tal arbeiderswoningen zal moeten worden overgegaan'. In 1921 werd daarop de bouw van deze 16 woningen, in drie blokken van vier en twee blokken van twee, ter hand genomen. Na deze nieuw bouw aan beide zijden van de Kogendijk, is men dit dorpsdeel 'Tuindorp' gaan noe men. Deze bebouwing betekende een flinke uitbreiding van de buurtschap Oostdorp. Verdere uitbreiding daar vond plaats in de vorm van woningbouw op de nog vrij liggende terreintjes. In de loop van de jaren twintig ten slotte, kwam een nieuwe wijk op het nog open liggende gebied ten noordoosten van de Karei de Grootelaan en de toen malige trambaan (nu de Dreef) in aan bouw. Vanuit het dorp werd eerst de Dr. Van Peltlaan in de richting van Oostdorp aangelegd, waarbij aansluiting op de Natteweg plaatsvond. In tegenstelling tot de reeds eeuwen oude Hervormde Gemeente dateert de Gereformeerde Gemeente in ons dorp pas van 1926 en het is dan ook niet vreemd, dat juist toen zowel het Witte Kerkje (1927), als de School met de Bijbel (1925) aan de pas aangelegde Dr. Van Peltlaan werden gebouwd. Overigens is genoemde school met verandering van naam ver plaatst. De zijwegen in deze nieuwe wijk werden genoemd naar leden van het Koninklijk Huis. Aanvankelijk bleef het een kleine wijk, die pas na 1945 een aan merkelijke uitbreiding onderging. 12

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 1997 | | pagina 12