Criminele rechtspraak in vroeger tijd
A.A. Veer
Wie in ons museum Het Sterkenhuis naar het brandijzer kijkt waarmee in vroeger tijd mis
dadigers werden gebrandmerkt, kan zich moeilijk een beeld vormen van de rechtspraak
waarbij dit attribuut als strafwerktuig een rol speelde. Daarom wordt hier, na een inlei
ding, aan de hand van een drietal rechtszaken een beeld geschetst van de rechtspraak
toentertijd.
Heerlijkheden zoals Bergen danken hun
bestaan aan het leenrecht, waarbij de graaf
van Holland zijn gezag en rechten als
landsheer in leen gaf aan zijn onderdanen.
In ruil daarvoor beloofden zij hem hun
trouw en bijstand in tijden van oorlog.
Ook kon de graaf naderhand een onder
daan met een heerlijkheid belonen wegens
betoonde moed of trouwe dienst.
De leenheer had als bezitter van het
overheidsgezag het recht tot het aanstel
len van functionarissen, de rechtspraak,
het verlenen van admissies e.d. In de twee
de plaats bezat de heer allerlei heerlijke
rechten zoals het windrecht, maalrecht,
tiendrecht, jachtrecht, visrecht, tolrecht
enzovoorts. Bovendien was hij gerechtigd
tot het heffen van belastingen en ontving
hij een aandeel in de opgelegde boetes.
Er bestonden twee soorten heerlijkhe
den, te weten ambachtsheerlijkheden en
hoge of halsheerlijkheden. De ambachts-
heerlijkbeden bezaten de lage jurisdictie
waarbij, naast civiele zaken, wetsovertre
ders in strafrechterlijke zaken uitsluitend
met boetes konden worden bestraft. Als
in strafrechterlijke zaken 'met het lijf'
moest worden gestraft, kwamen proces en
de voltrekking van het vonnis toe aan de
baljuw van het baljuwschap waartoe het
dorp behoorde.
De hoge of halsheerlijkheid bezat
zowel de hoge als de lage jurisdictie. Hier
trad de baljuw in plaats van de schout op
als hoogste gezagsdrager. De heer van een
hoge heerlijkheid bezat het 'halsrecht',
waardoor ook vonnissen voor lijfstraffen
konden worden voltrokken, variërend
van geseling tot doodstraf. Ook konden
hogere boetes worden opgelegd, zodat
het 'opwaarderen' van de ambachtsheer
lijkheid tot hoge heerlijkheid de betrok
ken heer geen windeieren legde. In 1428
werd Bergen op die manier door Jacoba
van Beieren verheven tot hoge heerlijk
heid 'om menige trouwen diensts wille,
die onse lieve getrouwe here Florys van
Haemsteden ende ons menichfoude-
lich gedaen heeft ende ons wilt yed noch
doen sal...
O Houten bord, afkomstig uit het oude 'Rechthuis' dat op de hoek van de Ruïnelaan en de
Raadhuisstraat stond en thans in de raadzaal van het gemeentehuis hangt. De bijbeltekst
is terug te vinden in II Kronieken hoofdstuk 19 vers 6, waar Josephat als koning van
Judea in alle steden rechters aanstelt. (Jammer dat naderhand de punt op het woord
'niet' verkeerd is geplaatst, zodat er staat 'met').
4