Frits David Zeiler I Op bezoek bij de overburen Verslag van een niet-alledaagse strandwandeling In mijn familie gaat het verhaal, dat zich omstreeks 1920 voor de kust van Egmond aan Zee een luchtspiegeling heeft voorgedaan. Of er nog getuigen van dit - voor de gematig de luchtstreken zeer zeldzame - verschijnsel in leven zijn, is mij niet bekend; ik heb er ver der ook nooit iets over gehoord of gelezen. Men schijnt kleurige huizen langs een kade te hebben gezien en naderhand kwam men tot de conclusie dat dit de bebouwing langs de boulevard van Great Yarmouth geweest moet zijn, de grote vissershaven die ongeveer ter hoogte van Castricum ligt. Later ook heeft mijn vader proberen vast te stellen wat zich nu precies aan de overzijde van Bergen aan Zee bevond, en hij kwam uit bij een duindorpje met de poëtische naam Winterton-on-Sea. Vorig jaar september was ik een paar dagen in East Anglia en deed de gelegenheid zich voor om de kust daar eens te verkennen. East Anglia is het deel van Engeland, dat het dichtst tegen Nederland aan ligt, als een bolle buik naar het oosten wijzend vanaf de monding van de Theems tot de grote baai die de Wash wordt genoemd. Het is net als Holland verdeeld in een zuidelijke en een noordelijke helft; op de laatste, Norfolk, richtte ik mijn aandacht. Vanuit de hoofdstad Norwich met zijn monumentale kathedraal nam ik de trein naar de kust. Ik had het geluk de lange route te rijden, waarlangs je het landschap kunt zien veranderen van een rivierdal met een overvloed aan ruigte in een vlak en volkomen kaal polderland. Dit deel van Norfolk bestaat uit een ingewikkeld stelsel van rivieren, meren en in oorsprong wadachtige vlakten, de zo geheten Broads, die tenslotte bij Great Breydon Water, strandvlakte bij Great Yarmouth. Yarmouth samenvloeien en via de mon ding van de Yare in zee uitlopen. De la gune die zij ten noordwesten van de stad vormen is voor een deel bedijkt en werd tot voor kort droog gehouden door ronde stenen schepradmolens, waarvan de ruï nes nog overal in het land kunnen worden aangewezen. Het niet-ingepolderde deel van dit binnenwater, Breydon Water ge heten, is beschermd natuurgebied en oogt als een van de Zeeuwse of Zuidhollandse stromen. De naam is overigens door de Deense kolonisten uit de tijd van Knud de Grote (begin 11de eeuw) gegeven en betekent zoveel als 'strandvlakte'. Daar mee had ik al voor het einde van mijn treinreis de belangrijkste ingrediënten van de Oostengelse cultuurgeschiedenis ge proefd: de Angelsaksische, de Hollandse en de Deense. Great Yarmouth is ook in het nasei zoen een levendige stad. Dat komt in de eerste plaats door de drukbezochte markthallen in het centrum, die trots het wapenschild van de stad dragen: drie haringen met het voorlijf van een leeuw. Waarschijnlijk heeft het roofdier hier de oudste heraldieke rechten en zijn de vis- sestaarten toegevoegd toen het de stad dankzij de haringrederij voor de wind ging, zo tussen de tweede helft van de 17de en de eerste helft van de 19de eeuw. Overal langs Oost- en Noordzee vormen de 'drie haringen' het symbool van de overvloed, of het nu gaat om de wapens van Enkhuizen en De Rijp of om een rijke koopmanswoning in Deventer. De keerzijde van Great Yarmouth' welvaart vinden we overigens aan hetzelf de grote plein: een gasthuis voor oude zeelieden in de vorm van een haast Hollands-intiem hofje, de Prins Hendrik stichting in zakformaat. De boulevard vormde het startpunt voor mijn strand wandeling. De langsgelegen huizen gaven mij in ieder geval het vertrouwde gevoel dat zij destijds al door de Egmonders zijn bewonderd. Hoe ervaart men het 'spiegelbeeldig' lopen langs het Noordzeestrand? Dat men van zuid naar noord gaand het land links en de golven rechts houdt, went merkwaardig genoeg snel. De lage duin- tjes even benoorden Great Yarmouth vor men een punt van herkenning, er waait eenzelfde zilte zeewind als thuis en het 'kermen' van de meeuwen is niet anders dan A. Roland Holst heeft gehoord. Wat verbaast, is het strand waarop je loopt: hoog, stenig en bochtig. Vooral het feit, dat je niet verder kunt kijken dan één of Klifkust bij California, recht tegenover Bergen aan Zee. twee kilometer, en om de bocht slechts eenzelfde beperkte blik vooruit kunt wer pen, geeft zo'n wandeling totaal andere proporties dan die langs de lange, rechte zanddijken van Rijkswaterstaat. De eer lijkheid gebiedt te zeggen, dat het halver wege Winterton wat meer op onze kust lijn gaat lijken, maar toch, de verwonde ring blijft. Een merkwaardige bijkomstig heid van het bochtige verloop is, dat zowel afstanden als hoogten soms moei lijk te schatten zijn. Een uit de verte imposant ogende kaap blijkt bij nader inzien niet meer te zijn dan een 10 tot 15 meter hoge oever met een steil talud. Daarin wordt niet alleen duinzand zicht- 18

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 1996 | | pagina 20