Tien eeuwen Alkmaar,
de Alkmaarders en
hun nijverheid
Redactie en samenstelling: drs. Menno van der Laan, prof. dr. Leo Noordegraaf,
drs. GerritValk en Els vanVliet-Mak.
Tekst: Christien Esmeijer en Leo Noordegraaf.
Op de omslag: Gezicht op
Alkmaar vanuit het Zeglis
omstreeks 1700. Op de
achtergrond de Hoge Brug
bij de Boompoort.
Blikvanger is de
houtzaagmolen links. Op de
voorgrond staan voor en
tegen een loods planken en
balken. Windkracht was tot
diep in de 19de eeuw de
belangrijkste energiebron in
de nijverheid.
Links: De begaafde
Alkmaarse fotograaf Van
derAa maakte niet alleen
prachtige stadsgezichten.
Hier een opname in het
machinegebouw van de
margarinefabriek Kinheim
uit 1903. Mechanisatie heeft
ook de Alkmaarse
nijverheid vanaf het eind
van de vorige eeuw tot
industrie omgetoverd.
Rechts: De bierbrouwerij
Het Wapen van Haarlem of
Het Zwaardlater bekend
onder de naam Het Fortuin,
aan de Oude Gracht. Het
gebouw werd in 1686
gebouwd en in 1809
gesloopt. Aan de linkerzijde
de kraan waarmee de vaten
in en uit de schuiten werden
getakeld. De overkapping
laat het stadswapen van
Haarlem zien. Biertonnen
liggen op de boten en op de
walkant. Deze tekening is in
1842 gemaakt door
Alkmaars eerste
gemeen tearch i va ris
Bruinvis naar een origineel
uit 1790.
In het jaar 1819 zond het Alkmaarse stadsbestuur
een uitvoerige brief aan het provinciaal bestuur met
alle mogelijke gegevens over het bedrijfsleven in de
stad op dat momentIn deze brief stond onder meer
te lezen hoeveel werklieden, inclusief kinderen er
in de stad werkzaam waren, en hoeveel er verdiend
werd. Ook werd er precies aangegeven welke
bedrijven er in Alkmaar waren. Zo bleken er een
bierbrouwerij, twee cichoreifabrieken (voor
surrogaatkoffie), één chocoladefabriekje, tien
grutterijen, één kalkbranderij, zes leerlooierijen,
één perkamentmakerij, drie scheepstimmerwerfjes,
één spijkermakerij, drie touwslagerijen, één
vellenploterij (voor het schoonmaken van
vachten), twee zeepziederijen met één eigenaar,
drie zeildoekfabrieken en drie zoutziederijen in
bedrijf te zijn. Verder waren er een pelmolen en
twee schelpzandmolens. Al deze bedrijven waren
klein van omvang. De meeste mensen werkten in
de zoutziederijen, waarin totaal 25 werklieden,
onder wie ook vrouwen en kinderen, op de loonlijst
stonden. Het grootste bedrijf was vermoedelijk de
bierbrouwerij, waar acht personen in dienst waren.
Daarin werd ook het meeste verdiend en wel
gemiddeld 1,40 gulden per dag. De pelmolenaar
had slechts een zoon in dienst.
Aan deze lijst kunnen nog kleine bedrijfjes worden
toegevoegd, zoals broodbakkerijen,
timmerwinkels, metselarijen en
schilderswerkplaatsen. Ondanks deze aantallen en
de grote verscheidenheid kan er moeilijk van een
uitgebreide en grootschalige nijverheid in Alkmaar
worden gesproken.
Daar is sindsdien niet zoveel verandering in
gekomen. Inmmers, wie vandaag de dag Alkmaar
een belangrijke industriestad zou willen noemen,
kan ongetwijfeld - en terecht! op een golf van
protest rekenen. Ook al ontbreekt het de kaasstad
niet aan de nodige ondernemers, de klein- en
groothandel zijn met de vervoerssector en de