Linksboven: De kaart door
Lourens Pieterszuit 1572
laat duidelijk zien hoe
Alkmaar oorspronkelijk
rondom in de meren en
plassen lag. Hij is getekend
met het westen boven. De
Achtermeer, Boekelermeer
en het Zwijnsmeertje zijn al
drooggemaakt, maar de
Schermeer (onderaan) is
nog water. De stad heeft
links al de nieuwe
vestingwallen met de
uitspringende bolwerken.
Rechts, aan de noordzijde,
ontbreken deze nog en
wordt de stad slechts
beschermd door de oude
muren. Pas in dé jaren na
het beleg werd de vesting
voltooid.
Rechtsboven: De Mient is
één van de oudste wateren in
de stad. In de middeleeuwen
was dit de oostgrens van de
bebouwing. Naast de gracht
moet de 'mient' of'meent',
de gemeenschappelijke
weidegrond, hebben
gelegen.
Midden: Het land langs het
Verdronkenoord werd pas
later voor bebouwing
geschikt gemaakt. Denaam
wijst op een waterrijk of
moerassig gebied. De
oostgrens van de stad kwam
toen langs de Bierkade te
liggen.
huizen stonden langs de huidige Mient. Het
'Veneedse Eiland', nu verbasterd tot de straatnaam
Fnidsen, en het gebied langs en tussen het Luttik
Oudorp en het Verdronkenoord was nog allemaal
water, de Voormeer. Pas tegen 1500 begon men hier
- niet door droogmaling maar door het aanplempen
met gestorte aarde - kunstmatige eilanden te maken
waarop gebouwd kon worden. Oostelijk Alkmaar is
eigenlijk gebouwd op een vuilnisbelt, maar
gelukkig smeet men toen niet zo zorgeloos met
benzeen, cyanide en zware metalen. Dat de
ontwikkeling in de tijd nooit ophoudt, blijkt wel
hieruit dat dit nieuw gewonnen stadsdeel nu
bekend staat als de 'Oude Stad'.
Het meedoen van Alkmaar met het oproer van het
Kaas- en Broodvolk kostte de stad de wallen en
poorten, die moesten worden gesloopt. Zo lag de
stad nog open en onbeschermd toen in 1517 de
Gelderse en Friese benden Alkmaar overvielen en
250 plunderden. Gelukkig kregen de Alkmaarders
daarna van keizer KarelVtoestemming de wallen te
herbouwen. Op de stadsplattegrond die Jacob van
Deventer omstreeks 1561 maakte, is de nieuwe
veste reeds te zien.
De Oudegracht bleef de zuidelijke begrenzing en
ook in 't westen veranderde weinig. De gracht liep
verder ten noorden van de Koningsweg naar de
Friesepoort. De constructie van de wallen was nog
erg eenvoudig: een rechte muur zonder
uitspringende bolwerken maar met een groot aantal
ronde, betrekkelijk lage torens. Het waren er elf,
naast de toen bestaande poorten, met name de
Nieuwlanderpoort, de Heilooër- of
Kennemerpoort, de Berger- of Geestpoort en de
Friesepoort. Er lag ook nog een later verdwenen
poort aan het einde van de Pieterstraat en één bij de
Wortelsteeg, waar een weg naar Oudorp begon.
In 1566 begon men met een geheel nieuwe
uitbreiding en versterking van de stad, maar toen
de Spanjaarden in 1573 voor de poorten stonden,