Garenmarkt en visbanken
van Holland tegen de instelling van een jaarmarkt
in Hoorn, omdat die acht dagen eerder begon dan
de Alkmaarse markt. De kooplui gingen liever naar
Hoorn, ook al omdat ze daar geen belasting
hoefden te betalen. Alkmaar trok bij de graaf aan
het langste eind, de Hoornse jaarmarkt moest
worden verplaatst.
Op de jaarmarkten werd eigenlijk alles verhandeld,
maar de nadruk lag toch vooral op goederen die van
ver kwamen, bepaalde specerijen of hier onbekende
textielsoorten. Met de geringe verkeers- en
vervoersmogelijkheden waren de jaarmarkten vaak
de enige plaats waar de bevolking met onbekende
produkten in aanraking kon komen. Hierin kwam
verandering in de zeventiende eeuw, toen de
verbindingen tussen de steden beter werden. En
toen later ook de winkel op begon te komen, ging
de betekenis van de jaarmarkten geleidelijk
achteruit. Ze kregen meer het kermisachtige
karakter dat ze nu nog hebben. De enige
jaarmarkten die niets aan betekenis hebben
ingeboet zijn de veemarkten die in voor- en najaar
werden gehouden. Deze konden variëren van een
markt voor één enkele diersoort, zoals de
paardenmarkt of de hoendermarkt, tot de
beestenmarkt, waar onder andere geiten, schapen,
varkens, koeien en paarden werden verhandeld.
De Alkmaarse markt op Lappendag is hiervan een
goed voorbeeld.
Linksboven: Wat het paard
was voor de rijkewas de
hond voor de arme. Op deze
ansicht uit 1900 zien we hoe
ook honden door
groenteboeren als
trekdieren werden gebruikt.
De hondekar bevindt zich
op de kruising Helderseweg
-Kanaalkade-Singel.
Rechtsboven: De
Eenhoornbrug aan het
Verdronkenoord omstreeks
1900. Op de brug een
handkar met manden, één
van de manieren waarop
straatventers hun
handelswaar vervoerden.
Midden: Een foto vanApie
Haakmaneen beroemde
Alkmaarse straatventer uit
het begin van de 20ste eeuw.
Onder: Zo liep een
marskramer er omstreeks
1850 bij. In de enorme mand
op zijn rug vervoerde hij zijn
koopwaar.
184
overtredingen begingen, konden binnen een paar
dagen berecht worden, terwijl dat normaal veel
langer duurde. Zo werd voorkomen dat mensen
wekenlang in Alkmaar konden worden
vastgehouden. Ook heerste er tijdens de jaarmarkt
de zogenaamde marktvrede. Handelaren van
buiten kregen de garantie dat zij niet wegens
schulden van henzelf of van hun stadgenoten
konden worden vervolgd. Ditzelfde gold voor
bepaalde misdrijven die waren begaan. Om zoveel
mogelijk bezoekers te trekken, zorgde de stad voor
een vrijgeleide aan kooplieden uit andere steden,
zodat zij voor schulden op hun heen- en terugreis
niet konden worden gegijzeld, wat een voor die tijd
gebruikelijke strafmaatregel was.
Het kon natuurlijk voorkomen dat er op meer
plaatsen tegelijk op of rond dezelfde dag een
jaarmarkt werd georganiseerd. Dat veroorzaakte
dan vaak grote conflicten tussen de verschillende
steden. In 1449 protesteerde Alkmaar bij de graaf
Naast handel in de openlucht is er in Alkmaar ook
altijd sprake geweest van overdekte markten. In
1500 kregen de burgemeesters van Alkmaar
toestemming van de landsheer Filips de Schone om
van het kerkbestuur geld te lenen om het vervallen
stadhuis te herstellen. Onderin werd een hal met
stalletjes ingericht, 'daer men alle soorten van
koopmanschappen soude mogen verkoopen'. Dat
was dus een algemene warenmarkt.
Speciaal voor produkten die beter niet aan de
openlucht konden worden blootgesteld, zoals vlees
en vis, of garen en linnen, was er behoefte aan een
overdekte ruimte.Toen in 1584 het voormalige
Heilige Geest Gasthuis omgebouwd werd tot Waag,
werd er in dit gebouw al spoedig een vleeshal
ondergebracht. Ook verrezen er op de platte
stenenbrug bij de Mient overdekte stenen
visbanken, waar de vismarkt kon worden
gehouden. Er werd een pomp gebouwd om de vis af