Cornelia de Lange
Johan Michael van Dam
Herinneringen van een wijkverpleegster
Op de Geest had ik een lieve katholieke vrouw, helaas
ten dode opgeschreven. We konden het erg goed met
elkaar vinden en ik deed dan ook alles wat ze graag
wilde. Zo martelden we samen enige maanden, tot ik
op een morgen bij haar kwam en ze mij vroeg: 'Weet
u, Zusterwat ik zo erg graag zou willen?' 'Nee, dat
weet ik niet, maar ik doe het wel', zei ik al bij
voorbaat. 'Ik zou graag water uit de Runxput in
Limmen willen hebben, dat zou kunnen helpen.
Zoudt U dat willen halen?' Als U bedenkt, dat je
gemiddeld zo'n twintig patiënten per dag te verzorgen
had, dat dit me wel enigszins van mijn stuk bracht,
maar ik beloofde het diezelfde dag nog te doen. Nu is
er, en dat geloof ik, de duivel die ook nog een woordje
meespreekt en die fluisterde mij in: 'Ga naar je eigen
kraan, dat weet die stumper toch niet'. Maar nu sprak
mijn geweten, dat overheersde en zei: 'Niet doen, ga
naar Limmen'. Goed, driekwartier fietsen en nog
eens terug, maar ik had de grote voldoening dat mijn
patiënte erg blij was. Het mocht echter niet baten.
Een week later moest ze naar het St. Elisabeth
Ziekenhuis en ik bracht haar weg. Op de brancard in
de lift zei ze tegen de non, die erbij was: 'Het is toch zo
jammer, dat Zuster niet Rooms is, maar mag ze mij
afleggen, als ik dood ben?' Dat mocht. Een weeklater
kreeg ik bericht van haar overlijden en ik moest dus
naar het ziekenhuis. Ik kocht een bos witte dahlia 's en
een bosje fresia 's. Maakte van de dahlia 's een kruis op
haar benen en de fresia 's legde ik met wat groen om
haar hoofd. Dit heb ik als een grote eer ondergaan,
dat ik als protestant dit mocht doen.
C.J. van der Veen-Schmal
Boven op de rechterpagina:
Hier zien we een begrafenis
die verzorgd en betaald
werd door het
schildersbegrafenisfonds
onder de zinspreuk 'Tot een
goed eindein de
Alkmaarder Hout
omstreeks 1900. Aan zo'n
begrafenisverzekering werd
veel waarde gehecht. Omdat
de kosten van de
teraardebestelling ten minste
twee maal een
maandinkomen van de
doorsnee-ambachtsman
bedroegen, liep men zonder
zo 'n waarborg het risico
'van de armente worden
begraven.
48
1827 in Alkmaar van de geneeskundige school een
stap vooruit. Er werden opleidingen gestart tot
apotheker, vroedvrouw, vroedmeester en
heelmeester, die twee tot vier jaar duurden. Heel
belangrijk was echter, dat nu ook het platteland
werd voorzien van redelijk opgeleide mensen.
Het onderwijs was erg praktisch gericht. Het was
een groot probleem voor het onderwijs om aan
lijken te komen voor het anatomisch onderricht.
Dit leidde tot omstreden handelingen, zoals het
kopen van lijken die beschikbaar werden gesteld
door gevangenisbewaarders. Ook kwam het
regelmatig voor dat armen zich tijdens hun leven
verkochten aan de snijkamer.
Voor het kruidenonderricht was er aan de school
een botanische tuin, een zogenaamde Hortus
Botanicus, verbonden. In de achttiende eeuw
bevond de Hortus zich net buiten de
Kennemerpoort aan de Nieuwlandersingel.
Over het niveau van het onderwijs valt weinig te
zeggen. Opmerkelijk zijn wel de mededelingen van
een tijdgenoot dat de leraren hun leerlingen door de
examens sleepten door van tevoren met hun te
bespreken wat ze op het examen zouden vragen! In
1865 werd de geneeskundige school opgeheven,
omdat vanaf dat moment het geneeskundig
onderricht landelijk werd geregeld.
De ontwikkeling van de medische wetenschap en
de verbetering van het onderwijs hierin zorgden
ervoor, dat bekwamere medici hun intree deden.
Cornelia de Lange behoorde daartoe. Zij kan
gezien worden als een volgeling van Aletta Jacobs,
de eerste vrouwelijke arts in Nederland. Aletta
Jacobs sprak bij veel meisjes tot de verbeelding,
ook in Alkmaar. Cornelia was zo'n meisje. Zij was
geboren in 1871 als dochter van een vooraanstaande
advocaat. Cornelia bleek een intelligent meisje te
zijn en mocht daarom naar de HBS, die toen
gevestigd was aan de Paardenmarkt. Deze doorliep
zij goed en tot ontsteltenis van haar vader besloot zij
medicijnen te gaan studeren. Haar vader vond dat
dat volstrekt niet bij een vrouw paste en stuurde
haar voor een jaar naar Zürich, in de
veronderstelling dat Cornelia daar haar wilde haren
wel kwijt zou raken. Dat bleek niet het geval. Na
haar buitenlandse verblijf begon Cornelia in 1892
met de studie. Vijf jaar later rondde ze deze af en
daarmee werd ze de vijfde vrouwelijke arts na
Aletta Jacobs. Cornelia ging zich specialiseren in de
kindergeneeskunde. Zij vestigde zich later in
Amsterdam. Daar bouwde zij zo'n grote faam op
dat zij in 1927 werd benoemd tot hoogleraar. Zij
behoorde daarmee tot de eerste vrouwelijke
hoogleraren in Nederland. In tegenstelling tot
Aletta Jacobs manifesteerde Cornelia zich niet als
een strijdlustige feministe. Toch was door haar
bewuste keuze voor een werkzaam en ongehuwd
leven haar betekenis voor de emancipatie van de
vrouw er niet minder om. Bovendien was haar werk
van grote betekenis voor de kindergeneeskunde.
Op 28 januari 1950 overleed zij.
Een andere arts die grote indruk in de stad heeft
gemaakt, was Johan Michael van Dam. Geboren in
1880 in Noorder-Amstel vestigde hij zich in 1911 in
Alkmaar.Toen hij hier kwam, trof hij uiterst
Hierboven: Op 8 september
1917 vond in het Alkmaarse
stadhuis het 22ste Congres
voor de Openbare
Gezondheidszorg plaats.
Dergelijke bijeenkomsten,
die vanaf het midden van de
vorige eeuw werden
gehouden, zijn voor de
gezondheidszorg erg
belangrijk geweest. De
situatie was vóór de Tweede
Wereldoorlog meer dan
erbarmelijk. Door deze
congressen ging men de
problemen op terreinen als
medische voorzieningen,
woonomstandigheden en
openbare hygiëne
onderkennen.